den en de brede hoeklisenen aan de achterzijde van het middelste gebouw uit een
latere periode en bevond zich oorspronkelijk op hun plek helemaal niets.
Zelfs van de Zeeuwse overheidsarehitectuur straalt meestal weinig van de in
de loop der jaren vergaarde rijkdommen af. Hel door een sierlijk torentje ge
kroonde Ambachtshuis van Oud-Vossemeer (1767-'71) is geheel in baksteen uit
gevoerd. net als het nog eenvoudiger Rechthuis van Colijnsplaat (1769): een
bakstenen kubus met rechthoekige vensters, schilddak en twee hoekschoorste-
nen, waarbij men zich alleen bij de voordeur niet volledig tot het strikt utilitaire
heelt beperkt. In zijn feitelijke nietszeggendheid sluit het naadloos aan bij de aan
het andere einde van de Voorstraat gelegen, in hetzelfde jaar herbouwde Her
vormde Kerk, waarvan de buitenwanden slechts door tussen uniforme steunberen
geplaatste uniforme rondboogramen werden geleed.
Uit de band sprong slechts het gracieuze bordes waarmee Nicolaas Muts in
1759 het gotische Stadhuis van Tholen verrijkte en het sterk vernieuwde Stad
huis van Goes (1771-1775), waarbij dat van Zierikzee, kort daarop eveneens ge
moderniseerd. in statigheid ver achterbleef. De oude toren kreeg in Goes een ele
gante bekroning en bovendien op de andere hoek een tegenhanger; de nieuwe
bakstenen facade van hel tussen beide in gelegen hoofdgebouw aan de Markt
kreeg vier nieuwe ingangen met geprofileerde hardstenen omlijstingen, bijzonder
rijk gebeeldhouwde sluitstenen en een sierlijke kuif. Beide verraden duidelijk de
vormentaal van de inmiddels ouderwets geworden rococo, gelijk ook de balus
trade en de segmentboogvormig gesloten vensters doen; de vorm van de nieuwe
portalen lijkt rechtstreeks aan het Van de Perrehuis ontleend'!s. De koepels en
lantaarns van de torens zijn eveneens meer fraai dan klassiek modern. Alleen de
alles overheersende positie van de baksteen - typerend voor de toekomst - past
daar. net als bij het even oudere Van de Perrehuis, in het geheel niet bij.
Afgezien van het feit dat een even aantal vensteropeningen op een rij niet met
de klassieke grondbeginselen strookte - ook de antieke tempel bezat immers een
oneven aantal inlercolumnia - vertoont hel gebouw zo een vrij hybride karakter.
De combinatie van balustrade plus kuif met door consoles geschraagde kroon
lijst, schilddak en hoekschoorstenen is weinig gelukkig. De gebogen vensters
misstaan feitelijk eveneens. Doordat hun aantal vier bedroeg, was het uiteraard
niet mogelijk een middelste vensteras door afwijkend materiaalgebruik te accen
tueren. Zo werd het gevelvlak met al zijn ononderbroken roodbruine baksteen
enigszins eentonig en kwam de daarentegen wél witgepleisterde, symmetrisch
geplaatste kuif hogerop los boven de gevel te zweven.
Van een werkelijk begrip voor de structurele samenhang van het classicisme,
zoals dit zich in die jaren verder noordwaarts in Nederland in de vorm van de
Hollandse Herleving begon te ontwikkelen, treffen we hier in het werk van Kra
mer en Van Diest ondanks alle op zich eigentijdse baksteen nog weinig sporen
aan. Voor de zijvleugels geldt dit in nog sterkere mate. Hoe verder men zich bij
een rondgang van de Markt verwijdert, hoe knusser en onklassieker het wordt,
waartoe de speklagen ook nog eens het nodige bijdragen. Daarbij valt vooral een
bijna maniakale voorkeur voor segmenlboogvenslers op. die met name de zijge
vel van de lage toren in grote eentonigheid rij boven rij geleden.
138. Jilleba, o.c.l62:2]. 28. wijst hier terecht op.