Wouter (Walterus, Galterus)38 1147- 1153 Met betrekking lot de datering van hel eerste optreden van abt Wouter is weinig zeker, behalve dat hij in ieder geval vanaf 1147 in de oorkonden voorkomt. Als de interpretatie dal Albold geen abt maar proost was, juist is. zou Wouters abbati- aat in of kort na 1130 aangevangen kunnen zijn. Het kan echter niet uitgesloten worden dat er na Albold en voor Wouter nog een tweede proost is opgetreden. Andere elementen die de terminus a quo van Wouters optreden kunnen bepa len, zijn onzeker. Onder de oorkonden waarin hij genoemd wordt zijn er slechts vier waarvan de datering redelijk zeker is: nr. 3 van 1147. nr. 5 van 1150. nr. 8 van 1152 en nr. 9 van 1153. Van vier oorkonden die inhoudelijk met elkaar sa menhangen - zij betreffen alle goederen te Werchter - is er slechts één gedateerd, namelijk op 1152. Voor twee teksten is een datering in de periode 1142-1152 mo gelijk. terwijl één oorkonde, hier nr. 10, zelfs tussen 1138 en 1155 kan zijn ont staan. Vóór de veronderstelling, die door verschillende auteurs naar voren is ge bracht, dat de Middelburgse abdij in deze tijd verplaatst zou zijn, pleit in de eer ste plaats de toestemming die de abdij tussen 1140 en 1150 (hier nr. 4) van de Utrechtse bisschop Hartberl zou hebben gekregen. In de tweede plaats werd Wouter, toen deze toestemming in 1150 door paus Eugenius werd bekrachtigd (hier nr. 5) abt van Walcheren genoemd. Ten slotte verschijnt de expliciete ver melding van Middelburg als vestigingsplaats van de abdij juist in deze jaren in de oorkonden, terwijl soms nog van Walcheren sprake is. Met de aanduiding van Wouter als eerste abt zou dan bedoeld kunnen zijn, dat hij de eerste abt was van de nieuwe, verplaatste abdij te Middelburg. Koch heeft in dit verband gesuggereerd dat de abdij rond 1150 verplaatst zou zijn van het oude 'Walcheren' buiten Domburg naar de stad"'. Dekker heeft be streden dat de abdij uit 'Walcheren'/Domburg naar Middelburg is verplaatst, om dat dit 'Walcheren' al veel eerder verdwenen zou zijn. Bovendien sprak de kro niek van Voormezele over "apud Walrigheem in Middelburg'. Als de abdij ca. 1127 daar lag, zou de verplaatsing binnen de stad plaatsgevonden moeten heb ben. Voorts stelt hij dat de abdij al in een oorkonde van 1147 in Middelburg gesi tueerd wordt en dat de verhuizing heeft plaatsgevonden 'na de toestemming van hogerhand, hetgeen aannemelijk is'. Met de toestemming van hogerhand zal de goedkeuring van de paus bedoeld zijn. In combinatie met het gegeven van 1147 moet de verhuizing van ca. 1150 dan ook volgens Dekker een interne Middel burgse aangelegenheid geweest zijn, een verplaatsing naar binnen het Middel burgse castrum4". Helemaal overtuigend is dit niet, aangezien het helemaal niet noodzakelijk is dat de verhuizing inderdaad pas na 23 mei 1150 heeft plaatsge vonden. Dat de verhuizing gedateerd moet worden na de toestemming van bis- 38. Waarschijnlijk deze abl in de necrologia van Park en Tongerloo, zie Verrees, Necrologitun, 110 en Van Spilbeeck, Necrologium. 192 (beide d.d. 25 september). 39. A.C.F. Koch, 'Opmerkingen over middeleeuws Walcheren voor de 13e eeuw', Archief. Mede delingen van hel Koninklijk Zeemvsch Genootschap der Wetenschappen. 1958. 3-16, m.n. 4-7. 40. Dekker. Zuid-Beveland. 335. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1998 | | pagina 36