schop Hartbert van Utrecht is waarschijnlijk, maar op welk moment tussen juni 1140 en mei 1150 deze is afgekomen, is onzeker. Dat met de verhuizing gewacht zou zijn lot de paus de bisschoppelijke toestemming had bekrachtigd, lijkt twij felachtig. Dekker heeft eerder verondersteld dat er in deze periode plannen bestaan heb ben om vanuit Middelburg een dochterklooster te stichten in Vechten bij Utrecht". Henderikx wijst daarbij op de mogelijkheid dat het niet om een nieuwe stichting Vechten zou zijn gegaan, maar om een voorgenomen verplaatsing van de Middelburgse abdij naar Vechten, een verhuizing die ten slotte toch niet is doorgegaan12. Dit alles brengt ons ten aanzien van de terminus a quo van het optreden van abt Wouter niet verder. Als het toch om een verhuizing van elders naar Middel burg zou zijn gegaan, dan moet die inderdaad voor of uiterlijk in 1147 hebben plaatsgevonden, de eerste maal dal van de abt te Middelburg sprake is. Dit gege ven heeft echter nauwelijks invloed op de terminus a quo van de hiervoor ge noemde oorkonden. Het zou slechts invloed hebben op de datering van nr. 10, die dan niet in 1138 kan zijn ontstaan, maar pas na 2 juni 1140. Voor ons is van belang dat, waar de abdij ook gevestigd was, deze plaats pas vanaf 1147 Middel burg werd genoemd, terwijl voordien soms sprake was van Walcheren. Ook bij de terminus ad quem van het abbatiaat van Wouter doet zich een pro bleem voor, omdat nog in een oorkonde van tegenpaus Victor IV van 1162 sprake is van een abt Wouter, hetgeen in tegenspraak is met hel optreden van de volgende abt. Manekin, in 1156 en 1157. Voor sommige auteurs is dit aanleiding geweest aan te nemen dat er een tweede abt Wouter geweest is. Voor de tweede helft van de 12e eeuw is zo weinig bronnenmateriaal voorhanden, dat dit niet uit gesloten kan worden. Het valt evenwel op dat in de oorkonde van de paus uit 1162 niet alleen van abt Wouter sprake is maar ook van de abdij op Walcheren. De tekst van de oorkonde, die in Besancon is opgemaakt, gaat dan ook expliciet terug op oorkonden van de vroegere pausen Eugenius III 1145-1153) en Anasta- sius IV 1153-1154). Waarschijnlijk geven die oorkonden een nóg oudere situatie weer. waarin de abdij nog naar Walcheren vernoemd werd en waarin Wouter nog de abt was. 3. 1147 '...Middelburgensis abbas Walterus...' "...testibus adhibitis quorum nomina subiecta colligitis:...abbas de Middelburg Walterus,..." Koch. O HZ. dl. 1, nr. 124, p. 247-249, m.n. p. 248. r. 40 en 45 4. [1140 juni 2 - begin 1150] Koch. O HZ. dl 1nr. 126, p. 251 deperditum waarvan hel bestaan slechts bekend is uit nr. 5 41Dekker, 'De komst van de Norbertijnen', 18l-l85. 42. Mededeling van P.A. Henderikx, nog niet gepubliceerd. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1998 | | pagina 37