nen en sinaasappelen - en met opmerkelijk succes - zeelieden ter preventie van scheurbuik. Overigens werd in zijn tijd de betekenis van dat onderzoek onvol doende begrepen. Het door De Wind vertaalde gedeelte telt 63 bladzijden. De Wind voegt twee eigen hoofdstukken aan het boek toe: de 'Aanmerkingen' en 'Eene verhandeling der voornaamste ziektens op de Oost-Indische schepen'. De 'Aanmerkingen* beslaan 58 bladzijden. De Wind trekt met zijn versie van het boek meer aandacht dan Lind55. Hij blijkt zeer geïnteresseerd te zijn in preventie van ziekte aan boord en noemt hitte, vochtigheid en stank als oorzaken van ziekte en sterfte. Ook meent hij dat scheurbuik vooral door langdurige zoute kost wordt veroorzaakt en hij ad viseert de consumptie van stokvis en zuurkool. Dat advies is, achteraf, zeer zin vol gebleken. De Wind houdt tevens een krachtig pleidooi voor een hoger oplei dingsniveau van scheepschirurgijns. Zij moeten niet alleen een chirurgijnswinkel maar ook een der universiteiten bezoeken. Hij schrijft dat de 'paruikmakers' de vrijheid moet worden gegeven om ook 'den baard te scheren', zodat de chirur gijns zich tot de geneeskunde kunnen beperken. Volgens hem moet de opperchi rurgijn lid zijn van de scheepsraad om te kunnen meebeslissen over proviande ring en rantsoenen. Alle scheepschirurgijns moeten zorgvuldig journaal houden van de ziekten, de omstandigheden, de plaats, het klimaat en het weer. Ten slotte volgt, ook van de hand van De Wind, 'Eene verhandeling der voornaamste ziek tens op de Oost-Indische schepen'. Dit hoofdstuk lelt 55 bladzijden. Eerst wor den de plaats en inhoud van de medicijnkist aan boord van schepen behandeld en vervolgens een aantal ziekten, te weten: krauwagie, Spaanse pokken, longontste king, benauwde keel, koliek, razende koorts, galkoortsen, buikloop, blauwe schuit en kwaadaardige koorts. Een belangrijk gedeelte van het boek is dus niet door Lind maar door De Wind zelf geschreven. Het boek is kennelijk een succes: de eerste druk verschijnt in 1760 en al in 1764 blijkt een derde druk noodzake lijk. Lind bedankt De Wind in brieven die zijn gedateerd op 12 juli 1762 en 24 maart 1763A Woelgeest 1766-1771 De Wind heeft altijd in Middelburg gewoond en praktijk gehouden. In 1760 koopt hij een buitenplaatsje, Woelgeest genaamd, gelegen buiten de Segeerspoort op de weg van Middelburg naar Rammekens. In mei 1766 legt hij zijn praktijk in Middelburg neer en vestigt zich definitief op Woelgeest. In 1769 wordt De Wind benoemd tot doctor van de kamer Zeeland van de VOC en tot examinator van de chirurgijns57. Hij bezoekt meerdere malen per week de schepen op de rede van 55. Leuflink, Harde Heelmeesters, 77. 56. Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam, Bibliotheek KNMG, EF 194: brief van Lind van 12 juli 1762. in hei Latijn, en EF 195: brief van Lind, 24 maart 1763, mei aankondiging van een nieuwe druk van zijn boek. 57. Verkroost, Levensbeschrijving de Wind. 14. Hei builen Woelgeest of Woelvliet moet zeer een voudig zijn geweest. De Historisch-Topografïsche Atlas Zelandia Illustrata bevat geen afbeelding. De naam staat: wel op de kaan van Hattinga uit 1751. 1-Iet buiten ligt aan de zuidkant van hel kanaal dat vanaf Middelburg enkele kilometers kaarsrecht naar liet zuid-oosten loopt en via de Wel,singe uit mondt in de Westerschelde. 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1998 | | pagina 95