ten. De bijbelse herkomst hiervan is inderdaad evident. Al in Genesis 3 vers 24
lezen we over de cherubim die na de zondeval van Adam en Eva met 'een vlam-
mig lemmer eens zwaards' de wacht bij het paradijs betrokken. Minstens zo
waarschijnlijk is de reminiscentie aan Psalm 104 vers 4: 'Hij maakt Zijn engelen
geesten en Zijn dienaars tot een vlammend vuur' (ook Hebreeën 1 vers 7). Naar
de uitleg van Smijtegelt zelf in zijn genoemde catechismuspreek gaat het in deze
tekst over engelen respectievelijk de reeds zalige doden, dus de twee groepen die
bij God in de hemel vertoeven. Nu werden in de gereformeerde traditie engelen
soms als symbolen voor predikanten gezien32. Het mag dan ook frappant heten
dal in het verhaal over dominee Smijtegelt de intimiteit van de 'levende heilige'
met zijn goddelijke mededienaars op treffende wijze is verbeeld.
Smijtegelt als vereerde heilige
Uit de vorige paragraaf kan worden opgemaakt dat de verschijning van be
schermengelen zoals daarvan in het verhaal over Smijtegelt sprake is, geen
'volksgeloof' was maar zeker in de zeventiende eeuw tot de publiek erkende ge
reformeerde religie behoorde. Aan officiële erkenning of canonisatie van won
deren deed de kerk uiteraard niet. Daarvoor bleef ruimte in de vorm van infor
mele overdracht, schriftelijk of mondeling, van gezaghebbende getuigenissen
binnen de eigen confessionele traditie. Maar juist als protestanten gingen kerke
lijke gezagsdragers in de praktijk behoedzaam om met bijzondere openbaringen
die niet of moeilijk met de bijbel waren te rijmen. Een vrouw op het Hollandse
Prinseneiland die in 1676 haar predikant vertelde dat ze door een engel van haar
verlamming genezen was, kreeg te horen dat ze daar niet veel ophef over moest
maken. Anders zouden de 'pausgezinden' zeggen dat gereformeerden zich ook
met mirakelen behielpen".
Ongetwijfeld stond ook Smijtegelt als rechtgeaard calvinist gereserveerd te
genover eventuele getuigenissen van gemeenteleden van bijzondere openbarin
gen en wonderen31. Evenmin zullen mensen uit zijn directe omgeving verant
woordelijk zijn geweest voor de verbreiding van dergelijke verhalen. Zoals
gezegd publiceerde Pieter de Vriese direct na Smijtegelts dood in 1739 een bio
grafie over de hem persoonlijk bekende predikant. Hij plaatste deze publicatie in
de lijn van de protestantse heiligenlevens, met name de bundels met stichtelijke
'exempelen' van oude en jonge vromen, die de Nederlandse gereformeerde pre
dikanten Jacobus Koelman en Wilhelmus Eversdijk respectievelijk in 1672 en
1723 naar Engels puriteins voorbeeld hadden uitgegeven. De Vriese vermeldde
het nachtelijk levensgevaar waarin Smijtegelt wel eens verkeerde, maar van een
eventuele 'engelenwacht' rept hij niet.
32. Vgl. Maleachi 2:7 en Openbaringen 2 en 3. Vgl. W. Frijhoff, Wegen van Evert WiUemsz. Een
Hollands weeskind up zoek naar zichzelf 1607-1647 (Nijmegen 1995) 433.
33. Zie J.Z. Kannegieler. 'Hel wonder van hel Prinseneiland'. Maandblad Amstelodamum 55
(1968) 193-198.
34. Zie daarover A.Th. van Deursen, Mensen van klein vermogen. Het kopergeld van de Gouden
Eeuw (Amsterdam 1991276-288.
101