Ook bij een andere Middelburgse tijdgenoot, de jurist en schrijver Pieter de la Rue, zoeken we het verhaal tevergeefs. Hoewel hij theologisch meer op afstand van Smijtegelt leefde, legde hij tussen ongeveer 1720 en 1740 over deze lokale profeet tal van persoonlijk georiënteerde mededelingen en anekdotes vast in een omvangrijke, bewaard gebleven verzameling aantekeningen. In plaats van over een poging tot moord op Smijtegelt lezen we wel over de natuurlijke en intieme dood die hem uiteindelijk ten deel viel. De oude emeritus-predikant stierf in een zaamheid en naar eigen zeggen in gezelschap van de levende God35. Dil getuige nis registreert overigens nog eens dc nabijheid van hemelse sferen die onmisken baar aan het beeldvorming van Smijtegelt verbonden was. Een dergelijk aureool van goddelijkheid rondom de Middelburgse boelepredi ker heb ik opgevoerd als achtergrond van de motieven die twee hekelaars van zijn invloedrijke optreden in kerk en samenleving tot een gewelddadige actie zouden bewogen kunnen hebben. Van de weeromstuit heeft de door engelen be werkstel 1 igde verhindering van een moord de heilige status van Smijtegelt beves tigd en daannee het ontstaan van een religieus wonderverhaal voor de betrokken mannen mogelijk gemaakt. Hoe kan zoiets zijn gegaan? De beide vrienden of misschien zelfs familieleden zouden voor zichzelf de bovennatuurlijke betekenis herkend en erkend hebben. De verwerking ervan voltrok zich in de vorm van een persoonlijke bekeringservaring, die in de kring van familie en bekenden open baar is geworden. Daar ligt een hypothetisch begin van de geschiedenis van dit Zeeuwse volksverhaal. Eén van de bijna-moordenaars zou zijn wedervaren op zijn ziek- of sterfbed hebben geopenbaard aan dominee Smijtegelt. Dit aspect van het verhaal laat zich gemakkelijk plaatsen in het kader van het 'crisispastoraat' dat voor de toenma lige publieke kerk kenmerkend was. Gereformeerde predikanten preekten, gaven godsdienstonderwijs aan aanstaande belijders, maar deden nauwelijks aan per soonlijk pastoraat aan lidmaten. Vooral in steden lieten zij dil over aan catechi seermeesters en ziekentroosters. De openbare prediking zelf was vaak pastoraal ingesteld. Zeker piëtistische dominees beantwoordden vanaf de kansel allerlei mogelijke gewetensgevallen en geloofsvragen. Pas als iemand echt stervende was. mocht men de predikant roepen, al was het midden in de nacht. En die kwam dan ook. al was het met het risico van een vergeefse onderbreking van zijn rust. De geschiedenis over Smijtegelt vormt van een en ander een bijna curieuze illustratie. Behalve de cultuur van de publieke kerk en de geestelijkheid zou men ook de subcultuur van de piëtistische vromen in het wonderverhaal weerspiegeld kunnen zien. In het leven en denken van consciëntieuze gereformeerden, sterk geïnteres seerd in individuele geloofservaringen, speelden geschiedenissen van bekeringen en sterfbedden een belangrijke rol. Zulke verhalen golden als bewijzen van Gods genade voor zondaren. In Middelburg was vanaf het begin van de zeventiende eeuw sprake van een sterke binnenkerkelijke groepsvorming van vrome calvinis ten. Zij hadden hun eigen relaties, bijeenkomsten en gedragsvormen. Rond 1720 35. Zie S.D. Post, 'Piëtisten in "Mengeling van aantekeningen"'. Documentatieblad Nadere Refor matie 18 (1994)51-56. 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1999 | | pagina 112