steeds gemakkelijk bereisbaar is en niet voor toeristenindustrie gemaakte voor
werpen steeds zeldzamer worden, is het belangrijk behoedzaam met deze al twee
eeuwen oude cultuurhistorische verzameling om te gaan.
De laatste aanwinst dateert van 1994 en is een laat negentiende-eeuws geweven
wollen kleed uit Mexico, dat destijds door Meinard Sprenger aan zijn ouders was
geschonken. In 1991 was er nog een substantiële aanvulling door een schenking
van voorwerpen uit Nieuw-Guinea. Dit jaar konden geen aanwinsten worden ge
meld.
De eerste catalogus is die van 1869 en werd opgemaakt ter gelegenheid van het
eeuwfeest van het Genootschap. In 1890 verscheen een herziene en aangevulde
versie. Sindsdien is er geen catalogus meer gemaakt. In het verslagjaar is een be
gin gemaakt met het opstellen van een overzicht aan de hand van de oude cata
logi en lijsten van bruiklenen. In totaal gaat het om circa 1.000 objecten, waarvan
meestal slechts via het oud archief van het Genootschap de oorsprong en beteke
nis. en daarmee ook de relatie met Zeeland, te achterhalen is.
Natuurhistorische voorw erpen
Ondera fdeling fossiele botten
De conservatoren A.P.J. Bil en J.M. Moraal berichten als volgt:
De werkzaamheden aan de catalogus, betreffende de pleistocene (land)zoogdie-
ren zijn dit jaar afgerond. Op aanvraag werd een aantal lezingen en rondleidin
gen in het depot verzorgd. Voor de Zeeuwse Volksuniversiteit werden 12 cursus
avonden gehouden. Met betrekking tot de aardwetenschappen stelde zich een
aantal leden van het Genootschap beschikbaar. Onder begeleiding werden de cur
sisten rondgeleid langs de verzamelingen van het Genootschap.
In juli 1998 werd wederom een vistocht gehouden op de Westerschelde. Deze
vistocht leverde een grote hoeveelheid beenderen op van zeezoogdieren (walvis-
achtigen) uit afzettingen van pliocene en miocene ouderdom. De belangstelling
was bijzonder groot. Aan de toeloop van deelnemers dient in de toekomst door
de organisatoren om veiligheidsredenen een limiet te worden gesteld. In verband
met deze nieuwe vondsten, die bestemd zijn voor de verzameling van het Ge
nootschap, staan de reeds lang in de verzameling aanwezige resten van zeezoog-
dieren in hernieuwde belangstelling. Een bewerking van dit deel van de verzame
ling is nu aan de orde. Daaromtrent werden van de heer K. Post te Urk
waardevolle adviezen verkregen. Tevens werd voor dit doel antiquarisch aange
kocht. Othenis Abel, Das Skelett der Eurhinodelphiden aus dem Oberen Miozcin
von Antwerpen (Brussel 1931). een standaardwerk voor de bestudering van wal-
visachtigen uit het Boven-Mioceen van Antwerpen. Het is dus met dank aan de
schipper J. Schot van de ZZ 8. die alweer voor de derde keer zijn netten heeft uit
gezet nabij de Margriet (Put van Terneuzen), dal de collectie weer flink uitge
breid werd. Wat opvalt in de vroegere verzameling en in het recent opgeviste ma
teriaal is de grote afmetingen en de mooie wijze waarop het op natuurlijke wijze
is geconserveerd. De meest interessante stukken zijn delen van een schedel met
compleet of gedeeltelijk auditorium (gehoororgaan). Voor de bepaling van de
soort zijn deze delen erg belangrijk.
Ontvangen werd van de Nederlandse Geologische vereniging, afd. Amsterdam:
'Gids voor strandfossielen van Cadzand en Nieuwvliel-Bad', Geode 98 no. 2.
In overleg met de heer K. Post werd een aantal stukken van de Zuidelijke Mam-
120