van Southampton namelijk geheel voorbij aan een ander, misschien nog wel be
langrijker aspect van de Nederlands-Engelse alliantie, namelijk dat van de parti
culiere kaapvaart, een Zeeuwse aangelegenheid bij uitstek welke juist in de Tach
tigjarige Oorlog een rol van betekenis kreeg.
Dankzij een lange kaapvaarttraditie, een strategische ligging aan de Noordzee,
de aanwezigheid van een levendige en oorlogszuchtige calvinistische gemeen
schap en het afvloeien van een groot deel van de handel naar Amsterdam en an
dere Hollandse steden, ging Zeeland zich in de zeventiende eeuw als geen ander
gewest toeleggen op de kaapvaart, een fenomeen dat ook wel commissievaalt of
vrijbuiterij genoemd wordt1. Mede dankzij het verdrag van Southampton kon de
kaapvaart in Zeeland, met Vlissingen als economisch centrum, in de jaren na
1621 uitgroeien tot een bedrijfstak van internationale allure waarmee grote poli
tieke en financiële belangen gemoeid waren en waarbij de Zeeuwen het machtige
gewest Holland ver achter zich zouden laten. Over deze belangen die door de
Zeeuwen met alle beschikbare middelen behartigd werden gaat deze bijdrage. De
te Londen gevoerde processen tussen de Spaanse ambassadeur en de Zeeuwse
kapers Daniël Hardenberch en Daniël Le Clercq vertonen alle kenmerken van
een testcase met vergaande politieke implicaties waarbij de praktische voortzet
ting van het Verdrag van Southampton na de Spaans-Engelse vrede van 1630, en
daarmee het voortbestaan van de Zeeuwse commissievaart, op het spel stonden.
Na een schets van de Europese politieke situatie omstreeks 1630 komen achter
eenvolgens aan bod de lotgevallen van beide kapers, het verloop van de proces
sen waarin zij verzeild raakten en de gevolgen die dit had voor de Zeeuwse kaap
vaart.
Achtergronden
Bij de afloop van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) waren de vooruitzichten
voor de Republiek niet bepaald gunstig. Zonder buitenlandse subsidies zoals de
Verenigde Nederlanden die vóór 1609 hadden genoten stonden zij er in hun strijd
tegen Spanje voor het eerst sinds 1576 alleen voor5. Onderhandelingen met
Frankrijk over financiële steun waren op niets uitgelopen en zolang de pro-
Spaanse Jacobus I over Engeland en Schotland regeerde was van die zijde even-
4. Over de opkomst van de Zeeuwse kaapvaart in de periode 1572-1609 zie I. van Loo, 'For Free
dom and Fortune. The Rise of Dutch Privateering in the First Half of the Dutch Revolt, 1568-1609'
in: M. van der Hoeven (red.). Exercise of Arms. Warfare in the Netherlands, 1568-1648 (Leiden/New
York/Köln) 173-195. J.I. Israel. "A Conflict of Empires: Spain and the Netherlands, 1618-1648' in:
Ibidem, Empires and Entrepots. The Dutch, the Spanish Monarchy and the Jews, 1585-1713 (Londen
1990) 1-41, aldaar 32-33. Reeds in de Habsburgse Nederlanden was Vlissingen het belangrijkste
kapersnesl van Zeeland: L. Sicking. Zeemacht en onmacht. Maritieme politiek in de Nederlanden
1488-1558 (Amsterdam 1998) 219-221. Over het Zeeuws calvinisme onder meer J.H. Kluiver. De
souvereine en independente staal Zeeland. De politiek van de provincie Zeeland inzake vredesonder
handelingen met Spanje tijdens de Tachtigjarige Oorlog tegen de achtergrond van de positie van Zee
land in de Republiek (Middelburg 1998) 35-53, met name 52-53. Voor de economische achteruitgang
van Zeeland zie V. Enthoven, Zeeland en de opkomst van de Republiek. Handel en strijd in de
Scheldedelta. c. 1550-1621 (Leiden 1996)219-239.
5. J.I. Israel, The Dutch Republic. Its Rise. Greatness, and Fall 1477-1806 (Oxford 1995) 478-480.
34