speeld. Het recht op een deel van de inhoud van de muntbus, naar oud gebruik
onder de aanwezigen te verdelen, lieten de heren zich niet ontzeggen.
Controverses
Wanneer de Rekenkamer zich inspande om het gewest als geheel een eigen ge
zicht te geven vond ze in de andere Zeeuwse instellingen altijd bondgenoten. Te
genover de buitenwereld werd altijd één lijn getrokken. Zo werd tussen Holland
en Zeeland in de late zestiende en vroege zeventiende eeuw jarenlang onderhan
deld over het overbrengen van de in Den Haag berustende middeleeuwse reke
ningen van de Zeeuwse rentmeesters der domeinen. Na langdurige onderhande
lingen werd deze aangelegenheid in 1606 tot ieders tevredenheid geregeld4. Rond
de oprichting van de Generaliteitsrekenkamer begon het touwtrekken tussen Den
Haag en Middelburg echter opnieuw. Nu ging het over de vraag wie bevoegd
was de rekeningen van de Zeeuwse Admiraliteit te controleren. De Zeeuwen be
schouwden dat als hun prerogatief. Holland en de andere gewesten, toch al be
nauwd dat er in Zeeland teveel handjeklap werd gespeeld, wilden deze bevoegd
heid leggen bij de Generaliteitsrekenkamer in Den Haag. Eendrachtig hielden de
Zeeuwse instellingen echter voet bij stuk. waarna in 1616 een compromis werd
bereikt5. De rekeningen van de Zeeuwse admiraliteit, de 'rekeningen te water',
dienden voortaan eerst in Middelburg gecontroleerd te worden. Vervolgens werd
er een nieuwe versie van gemaakt, die tezamen met de bewijsstukken naar Den
Haag moest worden opgestuurd. Een belangrijk deel van het conflict was gegaan
over de vraag wie in laatste instantie over de acquilten. de bewijsstukken, mocht
beschikken. De Zeeuwen kregen het voor elkaar dat de dikke pakken bewijsma
teriaal na afloop van de controle in Den Haag naar Middelburg teruggestuurd
werden. Wanneer we bedenken dat deze enorme stapels papier, doordat zij aan
een zogenaamde lias (een veter met koperen punt) geregen waren, slechts met
grote moeite konden worden geraadpleegd en dat tot voor honderd jaar de meeste
nog geheel intact, dus ongelezen, bewaard bleven, kunnen we slechts conclude
ren dal hier louter sprake was van een prestigeslag. Er was geen enkele zakelijke
grondslag voor het in Zeeland bewaren van de acquitten. Dankzij de halsstarrige
houding van de op prestige beluste Zeeuwse regenten, beschikt de provincie ech
ter nu nog altijd over dit materiaal.
4. Zie bijlage I bij R. Fruin, De rekeningen en andere Makken in 1607 uil de Hollandse rekenkamer
naar de Zeeuwse overgebracht. Het Bourgondiscli-Oostenrijksche tijdvak. J433-J584. Den Haas
1909,421 e.v.
5. Zie: inleiding bij concept-inventaris Rekenkamer C: Rekeningen en bijbehorende stukken inge
bracht ter Rekenkamer van Zeekind door de (Tresorier-) Ontvanger-Generaal betreffende zijn admi
nistratie te water. 1585-1794.
71