de leden van de Gecommitteerde Raden al vanaf 1663 een eigen zitplaats had
den. illustreert de wijze waarop de ingezetenen van het Abdijcomplex elkaar de
loef trachtten af te steken".
Niet onbegrijpelijk rezen deze incidentele uitgaven op een gegeven ogenblik
de pan uit. Kort na het 25-jarig bestaan van de Rekenkamer -in mei 1622- had
men het zo bont gemaakt dat de Staten zich geroepen voelden zich over de in
hun ogen exorbitante uitgaven te buigen. Vooral de schrijflonen van de klerken
en de 'necessiteiten' van de rekenmeesters waren onderwerp van discussie7. De
"kleine kas" van de Rekenkamer, waaruit deze twee posten betaald werden, kende
een in de ogen van de Staten wel heel groot tekort. Maar liefst 333 pond moest
dat jaar ter aanzuivering worden gefourneerd! Hel geld was nodig ter dekking
van 'diverse presentatien met leveringe van exemplaren van boucken ende pren
ten, vereeringen van maeltijden, bruyloftswijn ende andere courtoisien van we
gen de Camere aan de Rekenmeesters gedaen', niet direct noodzakelijke uitga
ven voor controleurs van de gewestelijke financiën! Bij het overleg dal hierop
gevoerd werd. bleek dat de instructie van 1596 in dergelijke situaties niet had
voorzien. Het was de Rekenkamer volgens deze instructie niet verboden maar
ook niet uitdrukkelijk toegestaan over eigen middelen te beschikken en daar een
eigen administratie van te voeren. De algemene regel luidde echter dat niemand
betalingen mocht verrichten zonder mandaat van de Gecommitteerde Raden.
Wanneer de heren rekenmeesters dus onkosten hadden, dan moesten ze die maar
bij de Staten declareren in plaats van deze uit ongecontroleerde potjes te betalen,
was nu de stelling van de laatsten. Ook de schrijflonen van de klerken werden
aangepakt. Die waren namelijk langzaam maar zeker buiten proportie geraakt
doordat de klerken in steeds grotere letters waren gaan schrijven en hun bladzij
den met steeds minder regels waren gaan vullen. Een niet geheel onbegrijpelijke
neiging wanneer we bedenken dat hun beloning berekend werd op basis van het
aantal beschreven folio's!
Aan de autoriteit van de Staten viel niet te tornen. Dat alle betalingen voortaan
de goedkeuring behoefden van Gecommitteerde Raden moet enigszins pijn heb
ben gedaan. Waren de rekenmeesters nu voor niets jarenlang beziggeweest het
protocol zodanig te sturen dat men in rang naast de gecommitteerden stond en
niet achter deze heren? De auditeurs lieten het er niet bij zitten en vervaardigden
een 'Sommiere deductie' ter rechtvaardiging van hun kosten. 'Sommier' lijkt hier
niet gebruikt te zijn in de betekenis van 'summier', maar wel in die van 'opsom
mend'. Het stuk telde inclusief bijlagen twintig kantjes! De beschuldiging dat de
heren hun instructie te buiten waren gegaan moest in het belang van de goede
naam der zittende heren en die van hun voorgangers uit de wereld worden gehol
pen. Zoals goede rekenmeesters betaamt, begonnen ze hun argumenten met een
behandeling van de inkomsten, om pas daarna de uitgaven te rechtvaardigen.
6. L. van Aitzema's Historie of verkoel van saken van stoel en öorlogh telde maar liefst 12
kostbare delen die tussen 1657 en 1668 verschenen. Al deze posten zijn terug te vinden in de rekenin
gen der espargnes (ZA, Rekenkamer D).
7. Zie voor deze onenigheid met de Staten: ZA, Arch. Rekenkamer II, inv.nr. 3.
74