YDER HET SIJNE'
EEN PORTRET VAN DE ZEEUWSE REKENKAMER HALVER
WEGE DE ZEVENTIENDE EEUW
A.C. Meijer en C.E. Zonnevylle-Heyning
Januari 1647 was niet bepaald een rustige maand voor de Zeeuwse bestuurders.
De vredesonderhandelingen mei Spanje waren in volle gang en daar stonden vele
Zeeuwse belangen op het spel. Intussen ging de oorlog onverdroten voort. Tegen
het einde van de maand, op maandag de 28ste was hel echter betrekkelijk rustig.
Er waren die dag slechts twee vergaderingen in het Hof van Zeeland, het grote
gebouwencomplex van de voormalige Middelburgse Abdij. De Staten van Zee
land waren naar huis. Het dagelijks bestuur van hel gewest, de Gecommitteerde
Raden, had zichzelf een halve week vrijaf gegeven, maar dezelfde heren kwamen
in hun functie van Gecommitteerden ter Admiraliteit wel bijeen. Ook de leden
van de Zeeuwse Rekenkamer vergaderden in hun 'zaal' ten oosten van de Ba
lanspoort. Het was geen alledaagse bijeenkomst, geen vergadering waarin ze re
keningen van Zeeuwse ontvangers of rentmeesters controleerden of een advies
bespraken, dat aan de Stalen van Zeeland moest worden uitgebracht. De heren
auditeurs hadden zich gerealiseerd dat hun kamer precies een halve eeuw eerder
was geïnstalleerd en zij waren hel aan hun prestige verplicht zoiets op gepaste
wijze te vieren. Ze besloten zichzelf symbolisch en letterlijk in het zonnetje te
zetten.
De Zeeuwse Rekenkamer
De Rekenkamer van Zeeland was haar werkzaamheden officieel vijftig jaar eer
der. in januari 1597, begonnen. De redenen van de toen nog jonge souvereine
Staten van Zeeland voor de oprichting van deze instelling waren vooral praktisch
van aard, hoewel prestigieuze overwegingen zeker ook een rol gespeeld zullen
hebben. Op verschillende terreinen leefde hier de wens zich af te zetten tegen hel
'gevestigde' Holland, waarmee hel eeuwenlang bijna onverbrekelijk verbonden
was geweest. De wens een eigen gewestelijke Rekenkamer in te stellen -eindelijk
los van Den Haag- moeten we zien als een vervolg op de oprichting van een ei
gen Zeeuwse Munt -eindelijk los van Dordrecht-. Een eigen dagelijks bestuur, de
Gecommitteerde Raden, bovenal belast met de oorlogvoering te lande kende het
gewest al sinds 1578. Voor de oorlogvoering ter zee was er de eigen Admiraliteit,
ouder dan de Hollandse. Op alle denkbare terreinen van overheidsbemoeienis
wilde hel gewest baas binnen eigen grenzen zijn.
De afzwering van de vorst mocht staatsrechtelijk een revolutie geweest zijn,
administratief leidde deze actie vooralsnog tot weinig verandering. De rentmees
ters bewesten- en beoostenschelde waren in de "middeleeuwen', het Bourgon
disch--Habsburgse tijdvak, de hoogste vertegenwoordigers van de vorst geweest
en bleven na de Opstand in principe hun oude bevoegdheden uitoefenen. In 1573
65