menigmaal wat heb ik geen genoegelijke uren bij uw doorgebracht en nu helaas zoo van allen verlaten en verwijdert. Menigmaal zie ik ons protret aan daar wij zamen opstaan, daar ben ik toch zoo mee in mijn shik. Diep in gedachten verzon ken ben ik somtijds bij jelui allen in Tholen. Nu lieve Maatje ik heb uw vader voort bedankt en hem uitgenodigd om met pinsteren naar hier te komen, maar hij shreef mij. dat hij wel de noodige raperasie bij elkander had om naar mij toe te komen maar dat moeder niet mee wou en hij uw belooft heb om naar uw toe te komen, maar naar Zierckzee kan men altijd nog wel eens naar toe gaan dat is toch zoo wijt niet weg. ik wou toch gaarn dat hij eens naar ons kwam. Mijn man wou het ook wel gaarn maar uw ben zijn kind. dus daar mag ik niets van zeggen en ik had het ook kunnen zijn. Ach God weet ook [hoe] gelukkig ik dan was ge weest. maar laat ik daar maar niet aan denken. Ik ben blij dat het hem Goed gaat en dat het weer wat bij gelegen is. Hij is toch ten alle tijde het beste. Nu in die tushen tijd, lieve vriendin, hooien wij nog wel eens van Elkander. Ik wou dat uw maar mee kon komen, maar daar zal geen denken aan zijn. Nu mijn eenige en eeuwige zielsvriendin, vergeef mij mijn lange wachten en straf mij niet zoo weerom. Zoo moet ik eindige met uw van heel de Amsterdamshe familie harte lijk gegroet te hebben, daar ik wel meenen die van allen bij weg zoo hoop ik te blijven Uw Eeuwige Vriendin Pietje Die groete van mijn lieve kinderen aan tante Maatje en Anemie die weet het nog wel dat uw hier ben geweest. Wat dikwijls is het kom tante Maatje nooit meer moe. Wat hebben wij hier een prachtig feest gehad, o Maatje wat een drukte, heel de stad versiert met vlagen en herepoorten en een optogt zoo heb ik hem nooit gezien prinsen en Graven, rijk gekleed en zulke prachtige troniewagens ik zal ik later alles eens shrijven. Aju Brief 53 Haarlem den 3 November 1873 Mijn Hoogeachte Vriendin! En Vriend Nu zal ik toch toone Maatje, dat uw mijn eenige vriendin zijt om uw brief met liefde te beantwoorden, alhoewel uw mij in het grooste plan uwes levens miskent en mij niet een geshreven dat uw trouwen ging. Toch zijl gij mijn vriendin en dat zult gij blijven tot aan mijn Graf toe. God is mijn getuige, dat toen ik uw brief kreeg en leesde, toch shoten mij de tranen in de oogen dat ik dacht Gode zij dank. zij is gelukkig en ik hoop van gansher harte dal uw het blijve moge. want O wee er komt zoo veel kijken in de trouwdag. En ach als men gelukkig is met Elkander dan is de wereld hier een paradijs. Nu beste vriendin de hemel beware Uw voor zoveel rampspoed en hartzeer als ik als in mijn huwelijk gehad heb en nog heb ik heb heel groot geluk. Ik ben onder alles nogal tevreden want ik heb bij alle leed nog veel zegen. Vooreerst mijn kinderen groeije lief hoop en mijn kleine Jan die 17 Ocober een jaar is geworden, loopt allenig en is ook een heel lief kind en mijn andere drie zijn Goed gezond en gaan alledrie op het Groote shool. En dan heb ik boven alles Goed mijn brood. Ik moet er alle dagen wel op uit met de wagen maar kan toch mijn brood verdienen en dat noem ik zeer geluk kig en ben ook tevreden. Ik heb alle reden van dankbaarheid aan den weldoener van weduwe en Wezen die mijn mijn kruis wat mij is opgeiegl vrolijk dragen 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 104