op nahouden'. Hiervoor werden deze lieden, volgens het kamerlid, vaak onmee dogend hard gestraft. Hij vertelde: 'Ik weet een geval van een arbeidersgezin met. zes kinderen, waarvan de vrouw ziek te bed lag, zoodat één der kinderen, het oudste - een twaalfjarig meisje - thuis gehouden moest worden, waarvoor de man veroordeeld werd tot 3,- boete. Schijnbaar een gering bedrag, maar voor deze menschen beteekende het: een week hongerlijden.1 De heer Pompe wist waarover hij sprak: als kantonrechter in Goes behoorde het tot zijn taak om ou ders die hun leerplichtige kinderen van school thuishielden, te straffen. Vele ma len heeft hij zijn hand over het hart gestreken en geen of te lage boetes opgelegd. In 1904 benoemde de antirevolutionaire kiesverenigingen in Zeeland een com missie, die de opdracht kreeg een onderzoek in te stellen naar de werking van de Leerplichtwet en aan te geven welke wijzigingen wenselijk zouden zijn. In het nummer van 20 mei 1904 van de Walcherse Couranthet Antirevolutionaire Weekblad voor Walcherendoet.de commissie verslag. De bezwaren die zij heeft tegen wat zij een 'verfoeide dwangwet' noemt, zijn niet mis. De conclusie is dat de wet ongelijk wordt toegepast, dat zij demoraliserend werkt, in de meeste ge vallen geen doel treft, veel geld kost en in haar toepassing van onderwijzers en schoolopzieners veel tijd vraagt, tijd die ten bate van het onderwijs beter besteed zou kunnen worden. Ten aanzien van eventuele wijzigingen komt de commissie met twee voorstellen, die zij beide met het verzoek om advies aan verschillende kiesverenigingen toestuurt. Het eerste voorstel is zeer rigoureus: aan tienjarige kinderen zou elk jaar vier maanden verlof voor veldarbeid moeten worden ver leend, aan elfjarigen vijf maanden, aan twaalfjarigen zes maanden en zo verder tot vijftienjarigen tenslotte die tien maanden van school zouden mogen wegblij ven. De leerplicht zou dan tot het vijftiende jaar moeten worden verlengd. Het tweede voorstel komt erop neer dat het verlof geen zes maar twaalf weken zou moeten duren en dat de ouders de vrijheid moeten hebben om die twaalf weken naai" eigen goeddunken over de zomer te verdelen. Het laatstgenoemde voorstel kreeg de meeste stemmen. Onnodig te zeggen dat de minister van Binnenlandse Zaken, die van een en ander in kennis werd gesteld, de wijzigingen geen van beide overnam. De hoop dat met het invoeren van de leerplicht het schoolverzuim zou ver dwijnen of althans verminderen, bleek ijdel. Er veranderde weinig of niets: nog altijd liepen de scholen in de zomermaanden leeg. Volgens de schoolopzieners liep het 'raderwerk der berechting' te langzaam: de straf werd pas maanden na de overtreding opgelegd. Bovendien waren de kantonrechters dikwijls niet streng genoeg: er was te veel vrijspraak en de boeten waren te laag. In een bewaard ge bleven register van processen-verbaal, in de periode van 1907 tot 1911 opge maakt door de Goese kantonrechter, variëren de boeten van 0,50 tot 3,-. De kantonrechter in Zierikzee was veel strenger, met als gunstig gevolg dat op Schouwen-Duiveland het schoolverzuim merkbaar afnam. Volgens het Provinci aal Jaarverslag van 1910 was de absentie - geoorloofd én ongeoorloofd - er tot een minimum teruggebracht. In 1901 werden bijvoorbeeld in Kerkwerve 1458 van de tienduizend schooltijden verzuimd, in 191.0 nog maar 73. In Nieuwerkerk was het teruggelopen van 1206 naar zestien en in Oosterland van 1849 tol 101. Een schoolhoofd uit de regio deelde verheugd mee dat onder zijn leerlingen het aantal 'twijfelachtige ziekten' was afgenomen, wat volgens hem op een grotere belangstelling voor het onderwijs wees. Ook hel feit dat zelfs bij zeer ongunstig weer het schoolbezoek goed was, terwijl vele kinderen toch ver moesten lopen 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 125