hebben dan ook vele jaren goede dienst gedaan. De tekst van de boeken en boek
jes die hier worden besproken, was in het algemeen bedoeld om door de onder
wijzer te worden 'behandeld'. Of hij daar tijd voor had, was in hoge mate afhan
kelijk van de grootte en samenstelling van zijn groep leerlingen.
De geraadpleegde leerplannen vertonen een grote variëteit aan geschiedenis
boekjes. A.A. Holst, de eerste leermeester van de stadsarmenschool te Amster
dam, was de auteur van Schetsen en verhalen uit de geschiedenis van ons Vader
land. In zijn inleiding richt hij zich tot de lezers: 'Lieve kinderen! Gij weet zeker
wel hoe het land heet waarin wij wonen? Nederland, niet waar?' Hij vertelt dat
ons land er vroeger anders uitzag en dat er veel minder mensen woonden. Dat
Nederland is geworden zoals het nu is, danken wij in de eerste plaats aan God,
maar ook onze voorouders zijn we dank verschuldigd. Holst vertelt wat zij heb
ben gedaan, hoe en tegen wie ze hebben gestreden en hoe dat afliep. In chronolo
gische volgorde wordt de leerlingen de geschiedenis van Nederland voorgescho
teld. In 1856 schreef de toen dertienjarige Salomon van der Maas zijn naam in
een exemplaar van de derde druk. Zou de inhoud hem geboeid hebben? Zeker
wel de bladzijden over Nova Zembla, Jan van Schaffelaar, het beleg van Leiden,
Michiel Adriaanszoon de Ruyter en Piel Hein. Het in vele scholen gebruikte
boekje moet bedoeld geweest zijn voor leerlingen uit de hogere klassen.
J. Wijma, hoofdonderwijzer te Schiedam, is de auteur van Voorheenwaarvan
in 1878 de tweede druk verscheen. De inleiding vermeldt dat de oorlogsgeschie
denis in zijn boekje niet het leeuwenaandeel heeft gekregen. Er is veel plaats in
geruimd voor wat hij 'de voorstelling van de ontwikkeling van ons volk' noemt.
Wijma weet daar beeldend en spannend over te vertellen. Hoofdstuk 1, 'Steenen,
die spreken', begint aldus: 'Wel was het een vermoeiende, maar toch ook een
prettige wandeling, die we daar gedaan hebben! Het is zand, waarop wij onze
voeten zetten, zand in de verte, zand overal om ons heen. - hier afgegraven en in
effen goeden bouwgrond herschapen, - daar nog ongerept, in golvende lijnen, in
heuvel bij heuvel voortloopende, alleen bedekt met een kleed van kort bruin
kruid, dat het grootste gedeelte des jaars wel eentonig, doch nu. getooid met
roode bloempjes en beschenen door de vriendelijke meizon, inderdaad verras
send schoon is! We staan hier op Drentschen bodem. Laat eerst uw oog nog eens
over het fraaie landschap weiden, maar bepaalt vervolgens uw aandacht bij dezen
steenhoop.' Via de hunebedden worden de kinderen naar 'de oudste bewoners
dezer landen' geleid.
Ook voor het vak aardrijkskunde was er een ruime keuze aan leerboeken. In
1874 werd het boekje dat W. Swart, hoofdonderwijzer te Goes, over zijn provin
cie schreef, bekroond door de gewestelijke afdeling Zeeland van het nog. Swart
noemt hel 'een lees-leerboekje over de aardrijkskundige gesteldheid van de pro
vincie'. Nadat hij een uitgebreide beschouwing heeft gewijd aan Zeeland in zijn
geheel, komen de eilanden en Zeeuwsch-Vlaanderen ieder afzonderlijk aan de
beurt. Dit gebeurt zeer gedetailleerd: de auteur streefde naar volledigheid. Het is
een vlot, in begrijpelijke taal geschreven boekje, dat op vele Zeeuwse scholen
werd gebruikt.
In 1885 schreef J.J. ten Have, hoofd van een school en leraar in de aardrijks
kunde te 's-Gravenhage. zijn Beknopte aardrijkskunde van Nederland. Het werd
een zeer populair schoolboek, dal in 1910 zijn zestiende druk beleefde. Achter
eenvolgens worden de kust, de grote rivieren, de grondsoorten, de hoogte van de
bodem en het polderland behandeld, waarna de provincies één voor één aan de
127