onder andere crocidoliet (blauw asbest), amosiet (bruin asbest) en nog diverse andere die commercieel minder belangrijk of onbelangrijk zijn, zoals anthophyl- liet, actinoliet en tremoliet. Op de chemische en mineralogische achtergronden zal hier niet verder worden ingegaan. In feite zijn er drie commercieel belang rijke asbestsoorten: chrysotiel (wit), crocidoliet (blauw) en amosiet (bruin). De kleuraanduidingen hebben betrekking op de ruwe delfstof. Er zijn een aantal eigenschappen die asbest aantrekkelijk maken voor indus trieel gebruik. Asbest bestaat uit buigzame, slijtvaste vezels die een grote trek sterkte hebben en bestand zijn tegen hoge temperaturen, waardoor asbest brand werend is. Asbest is bovendien bestand tegen agressieve stoffen, zoals zuren en logen. De vezels geleiden geen elektriciteit en warmte, waardoor asbest geschikt is als isolatiemateriaal. Deze eigenschappen komen in wisselende mate bij de di verse soorten voor: zo is crocidoliet zeer resistent tegen zuren, terwijl chrysotiel in een zuur milieu oplost, maar zeer resistent tegen logen is. Afhankelijk van de gewenste eigenschappen, de beschikbaarheid en de prijs wordt de keus voor een bepaalde toepassing gemaakt. Al ongeveer zestig eeuwen is het gebruik van asbest bekend, zoals in Fins aar dewerk van veertig eeuwen voor Christus. Pas in het begin van de negentiende eeuw ontstonden de eerste industriële toepassingen, bijvoorbeeld in kleding en handschoenen voor brandweerlieden en in brandwerende gordijnen in theaters. Toen de industriële revolutie door de uitvinding van de stoommachine een grote vlucht had genomen, ontstond er steeds meer behoefte aan asbest. Die behoefte werd nog groter door de uitvinding van het asbestcement in het begin van de twintigste eeuw. In de scheepsbouw werd asbest in de beide wereldoorlogen massaal gebruikt, opdat de kans op brand aan boord van de oorlogsschepen zo laag mogelijk zou zijn. Zowel in de zeeslag bij Jutland in 1915. als in de strijd in de Stille Oceaan in 1942-1945 heeft dit de afloop van de strijd beïnvloed. Na de Tweede Wereldoorlog nam het gebruik van asbest in het kader van de wederop bouw en de toegenomen technische mogelijkheden nog veel sterker toe, tot een wereldproductie van ongeveer vijf miljoen ton omstreeks 1980. Hiervan was on geveer 95% chrysotiel, afkomstig uit Canada, Rusland, Zuid-Afrika en Zim babwe. In ons werelddeel kwamen kleinere hoeveelheden uit Italië, Griekenland en Cyprus. De resterende 5% bestond uit amphiboolasbest, crocidoliet en amo siet, afkomstig uit Zuid-Afrika, vroeger ook uit Australië en in geringe mate uit Bolivia. Na 1980 is door beperkende maatregelen in verband met gezondheids problemen de productie gedaald. Deze wordt thans nog geschat op 2.5 miljoen ton. Voor welke toepassingen werd asbest gebruikt? De grootste gebruiker was de asbestcementindustrie, waar asbest vooral werd verwerkt in dakplaten met chry sotiel, en in pijpen, zoals drinkwaterleidingen, met zowel chrysotiel als crocid oliet. Daarnaast werd asbest onder andere verwerkt in vinylasbeslvloerbedek- king, asbestpapier en -vilt, asbesttextiel en frictiemateriaal, zoals remvoeringen en koppelingsplaten. In de loop van de naoorlogse periode breidde het gebruik zich massaal uit tot ongeveer drieduizend verschillende toepassingen, zoals in de scheepsbouw waar spuitasbest als isolatie werd gebruikt in machinekamers, in de constructiebouw en kleinschaliger in allerlei filters, zoals voor wijn en bier. Ge durende korte tijd werd asbest zelfs in sigarettenfilters verwerkt. Het materiaal was goedkoop en werd vaak toegepast zonder dat de betrokkenen zich bewust waren van het feit dat het om asbest ging, doordat allerlei commerciële aandui- 155

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 165