waal. Deze zaken gingen tussen Danckaert en enkele particulieren. Uit deze pro cesstukken komen we nog meer te weten over de persoon Danckaert Jansz. Hel voert te ver om deze rechtzaken stuk voor stuk uitvoerig te behandelen, maar voor de volledigheid wordt hieronder in hel kort aangegeven om welke zaken het ging. Nog voordat Danckaert Jansz. met het gerecht van Reimerswaal in conflict kwam, had hij, samen met twee andere personen, een geschil lopen met de we duwe en erfgenamen van heer Willem Ruychrock. Danckaert c.s. hadden zich borg gesteld voor Jan Moers, die van de weduwe en erfgenamen van heer Willem het veer van Reimerswaal had gepacht in 1492. Jan Moers had echter zijn pacht niet betaald en werd samen met zijn borgen voor het gerecht van Reimerswaal gedaagd. Danckaert was het niet eens met het vonnis en vroeg herziening aan bij het Hof van Holland. Dit proces in reformatie liep van 18 september 1498 tot 11 juli 1502. Uiteindelijk moest hij toch zijn aandeel betalen voor de schuld van Jan Moers. Ook met zijn stadsgenoten kwam Danckaert in conflict, zoals Adriaen Mi- chielsz. Van dit proces voor het Hof van Holland is alleen de eis van Danckaert Jansz. bewaard gebleven. Deze werd gesteld in de rechtszitting van woensdag 4 december 1499Danckaert had van Adriaen Michielsz. een zoutkeet gekocht met 400 eenheden zout te Reimerswaal voor de som van 100 pond groten Vlaams, te betalen in vier jaar33. Adriaen was in gebreke geble ven de zoutkeet en het zout te leveren. Hierdoor was de zaak voor het gerecht van Reimerswaal ge komen. De partijen stonden toe om de zaak door middel van arbitrage te laten beoordelen. De uitspraak was ten nadele van Danckaert, waarop hij beroep aan tekende bij het Hof van Holland. Kennelijk was Adriaen Michielsz. inmiddels overleden, want zijn weduwe Geertruydt Jansdochter en Cornelis en Adriaen Ad- riaensz., waarschijnlijk de zonen van Geertruydt en Adriaen Michielsz., worden door Danckaert gedagvaard. Aangezien er van dit proces geen verdere gegevens te vinden zijn, weten we niets van de afloop. Een jaar later speelde voor het Hof van Holland de zaak tussen Danckaert Jansz. en Jacobmine, weduwe van Adriaen Willemsz. De eis van Danckaert werd gesteld op vrijdag 12 maart 1501Dit keer ging het om een meestoof. Zijn ad vocaat verklaarde dat Danckaert aan Adriaen Pietersz. de Hollander een meestoof te Reimerswaal had verkocht met een molen en ander toebehoren voor een lijfrente van zeven pond groten Vlaams per jaar. Adriaen had vervolgens de helft van de meestoof doorverkocht aan Jacobmine. Samen hadden zij gebruik gemaakt van de meestoof. Aangezien Adriaen zich niet aan de afspraken hield omtrent de betaling aan Danckaert Jansz.. poogde laatstgenoemde die ten on rechte te verhalen op Jacobmine en liet hij beslag leggen op een hoeveelheid meekrap die opgeslagen lag in de meestoof. Het gerecht van Reimerswaal had Danckaert opgedragen de goederen weer aan Jacobmine terug te geven en hierte gen ging hij in beroep bij het Hof van Holland37. Het vonnis in deze zaak ont breekt en vermoedelijk is de zaak in der minne geschikt, aangezien een jaar later Adriaen Pietersz. de Hollander en Danckaert te Bergen op Zoom tot overeen komst kwamen omtrent de levering van 1200 pond meekrap38. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 17