vergolden worde, en nu mijne Vriendin, door volheid van het lol Uwer broeder zou ik Uw geboortedag vergeten en daar heb ik het shrijven op uitgesteld en kan nu niet nalaten uw met dezelve van harte te viliciteere en hopen dat gij die dag nog vele Jare in liefde en Gezondheid met Elkander vieren mag. Dat is mijne kleine maar Opregte wensh. Wat het Buitenleven betreft bevalt mij zeer Goed. Die menshen blijven dezelve nogal en het buitenje is hier overheerlijk. Wij heb ben volop fruit en doe mij nu hier dikwijls de aangename gedachten hebbe aan mijn Ouderlijk huis. Wat hadden wij ook daar heerlijke fruit en zoo is het hier net hetzelfde. De doorebeijers zijn weer in de volle rijpte en doe mij dikwijls aan Ra- gel denken: 'van een arm mensch heeft nooit geen zegen op zijn Goed te wach ten". wat hebbe wij toen gelachen. Nooit vergeet ik toch die tijd. Wij hebben za- men alwat shik gehad, ik lag er zoms nog om. Want ik vertel nog zoo wel eens wat van aan de tuinbaas en vrouw. Dat zijn heel aardige en hartelijke menshen en daar gaat het net mee als bij Uw thuis. Mij dunkt ik hoor het uw vader nog zegge: 'is de grutter er niet geweest?" En zoo gaat het hier ook. Alle avonden zijn wij daar en dat zijn ook nog jonge menshen en ook vrolijk, dus daar hebbe veel plazier van en lachen er soms wat weg. Zij hebbe 4 lieve kindertjes, die mij al op een haar kenne. Nu mijne geliefde Vriendin, zal ik moete eindige vanwege het papier en Uw nu de hartelijke Groele aan mijne lief moeder, Uwe dierbare Ou ders, Freederik en de snijjer en verdere kennise opgedragen te hebben teken ik, mij als altijd Uwe getrouwe en eeuwige Vriendin Pietje Willemse, die roept ver geet mij niet! Brief 23 Amsterdam den 11 October 1864 Dierbare Vriendin! Zeker zult gij wel denken dat ik uw vergeten heb, maar neen in het minst niet. Maar vraag toch in deze om vergeving, want ik heb toch te lang gewacht. Maar door het hier altijd wel druk is, wort het shrijven al uitgesteld en dan ook met vertrekken van buiten naar stad en dan komt de haltjaar was bij, dat geeft ook een boel werk. Maar t Gaat toch vrolijk voort en had dol gaarn naar de kermis gekomen, maar dal valt zoo ongelukkig, net als wij zoowat aan inpakke gaat. Ik heb het wel gevraagt, maar mevrouw is een oud mensh en was bang dat zij niet klaar zou komen en zeide: 'ach Pietje, zou uw niet hetzelfde wezen als wij een poosje in stad waren, want ik heb daar niets op gerekend'. Maar daar had ik geen zin aan, want dan is het bijna Winter. Maar heb mijn beurt toch nog te Goed, maar ik weet niet hoe mijn Goede moeder er op kom, want ik heb haar er toch niet van geshreven, maar zouw het ook wel een gaarn wille. Maar helaas, maar moed gehouden. Maar lieve Maatje, nu hoop ik toch spoedig een brief van uw te ontvangen van onze kennis. Ik heb het wat dikwijls opgehaalt, die zaterdag en Maandag: 'nu zitten zij in Tholen volop in plazier'. Mij dunk uw beminde zal ook wel over geweest hebben. Uw shrijf er mij nooit eens over. Ik hoop toch spoedig op uw bruiloft te komen en Maatje, schrijf mij eens met wie de snijjer heeft uitgeweest en Frederik. Mij dunkt hij zal nu zijn meisje van Halsteren wel vergeten wezen. Ik spreek er nogal eens over met mijn kameraad, dat meisje is ook roomsh geweest, maar is protestant geworden en zeg ronduit dat het 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 75