lijk aan mij geshreven of ik hem eens kon afwachten. Maar daar ik tot October buiten en hem daar niet hebben kon, maar zoodra ik in stad was, duurde het geen 2 dagen of hij was in Amsterdam en daar hij nu het verlies van zijn treffen moet, zoo is zijn plan om thuis te blijven, daar zijn moeder her zeer voor is dat hij in de zaak blijft. Het is een groennering en zijn ouwelui hebben er al in de 30 jaar in- geweest en goed hun brood er in gehad. Zoo houw hij maar aan om mij daarin als zijn vrouw in te zien en nu heb ik vershenen Zondag naar Haarlem toe ge weest om eens goed met die moeder te spreken en het maak de vrije wil van haar hart, dat zij haar zaak aan ons zouw overdoen, daar zij al op leeftijd raakt en haar zoon voor haar dood nog eens getrouwt te zien. En ik kan niet anders zeggen of het voorslag van hem trok mij wel aan. Maar een groot gewigt is erbij en dal is, dat zijn moeder zoo lang zij leeft bij ons moet blijven en dat is iets daar ik dui- zende gedachten over heb. Gaat het Goed in zoo een afverre (affaire/handels zaak) is het plazierger, maar was dat het geval eens niet, O wat zou ik dan onge lukkig wezen. Wat hem aangaat, is een goede jongen. Hij is niet mooi. maar heeft een Goed hart en met hem zouw ik er geen bezwaar in zien, maar die moe der. En hij kan zijn moeder niet laten sukkelen op de leeftijd- Dus denk duizende male wat zal ik toch doen en daar hij er erg op aandringt van Mei te trouwen, zoo zal ik toch moeten besluiten, hoewel het mij wel zwaar op het hart ligt. Daarom dacht ik, kom ik zal Maatje het eens shrijven, wat uw er van denk. Maar laat er nog niets aan iemand van blijken, daar ik nog niet vast besloten heb en maar niet zoo gemakkelijk doen kan en hopen nu spoedig eens een brief van uw terug mag ontvangen. Dat zou mij zeer aangenaam zijn. Nu lieve Maatje, moet ik uw ook eens vrage wie er zo vreselijk vennoord is uit Tholen. die voor plazier naar Breda uit loceeren was. Onze heeren zijn er mee thuis gekomen, maar konden dan regten naam niet van het meisje, maar daar de nieuwsgierigheid mij drong om zulks te welen wie het was zult uw het mishien wel weten. Nu mijne lieve vriendin, overdenk de zaak eens van mij en shrijft mij uwe gedachtens eens, die mijne van mijne vertrouwde vriendin veel waardt zijn en nu in de blijde hoop blijvende, zoo gaat ik mijne groete van mij aan uw opdragen, aan uw lieve Ou ders en verdere kennissen en teken mij altijd te zijn uw verlangende en Opregte Vriendin Pietje Willemse Aju vergeet mij niet Brief 25 Amsterdam den 1 Januarij 1865 Veel Geachte Vriendin! Bij den aanvang van het Nieuwe jaar, zoo kan ik niet nalaten om Uw en ook uw dierbare Ouders mijn wel meende wensh voort te dragen en hoop dat de Goede God Uw en de Uwe met zijnen liefderijken zegen behoeden mag en uw nog veel jaren met alle die uw dierbaar zijn de ware genoegens des levens doen smaken en mogt gij door toe de kracht gevoelen wat gij aan uw aanhoudend weldoener ver- shuldigt zij, met een opregt hart te God te gaan. dat gij door aanhoudend bidden voor zijne veelvuldige zegeningen dankbaar zijn moge en daardoor de ware rust des harten genieten, is mijne kleine maar opregte Wensh. O ja, mijn dierbare 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 77