Vriendin, deze nieuwejaar is voor mij een onvergeetelijken dag. Zij doe mij den ken aan vele herringen van mijn Ouderlijk huis en daarbij met die zielsverdrie- tige gedachten het dikwijls voorspelden lot mijner diepbeklagenden moeder, door mijn zoo overleden maar dierbaren vader gebeurd, te zien, dat zij door den Armen is in besherming genomen. O mijne vriendin, stel uw eens een oogenblik in mijne plaats, de verlij king van het leven in de zoo bloeiende grutting of nu het vernederende lot van mijne ongelukkige. O, die diep ontroerende gedachten doe mij dikwijls in tranen verzinken en te meer daar ik mijne lieve vader nog met de woorden op de lippen zie van het nog eenmaal haar lot te zullen worde en helaas, daar was toen geen denken aan. Zoo ziet men wat soms nog ver in het vershiet ligt, des te gouwer gebeurt zien. En wat zal ik er als kind aan doen, die zelfs in de werkenstand geboren is om mijnen eigen brood te verdienen en tot Gode zij dank met alle lust doen kan, maar om eene moeder, al wilt men nog zoo gaarn, van haar ganshe onderhoud te verzorgen, was voor mij onmogelijk. Maar daar het nu eenmaal zoo is, zal ik zooveel in mijn vermogen is aan noodige verkwik kingen voor haar zorgen. Tot een kinderlijk bewijs voor al haar gedaane zorgen jegens mij, aan wier benevens Gods het leven te danken heb. En mogt zoo nu nog eenmaal zoo gelukkig wezen, dat zij met een wezelijken berouw lol God te gaan en zeggen: 'heer, wat moet ik doen om zalig te worde'. O. mogt zij nog eens daar toe de kracht geshonken worde, zou voor mij nog eene vergoeding we zen voor al haar doorgestane vernedering en een vertroostinde voor mij om haar nog eens als de gelukkigste de stervelingen gekroond te zien. Ach dat wenshe ik zoo gaarne, daar het ons eenigsle troost is, daar wij alle op hopen mogen. Wat mij aangaat, ben van mijn plan van verkeering weer gehele afgestapt. Daar het voor mij te zwaaren aanpak was door zijne moeder, die zoo lang zij leefde bij ons moets blijven en daar ik niet zooveel liefde voor hem gevoelde om mijn vrij je leven er voor op te offeren, zoo ben ik altijd maar blij. dat ik zoo vast bij mijn besluit blijft, alhoewel ik gisteren nog een zeer aandoenelijken en hartelijk nieuwjaarswensh ontving. Maar tog hoop ik bij mijn besluit te blijven en daarin te volharden. En nu uw alle nog alles toegwensh te hebben wat noodig en dien stig voor uw alle is. zal ik eindigen met aan alle de hartelijke groete te doen en teken mij als altijd nog. uw opregte en onveranderlijke Vriendin, Pietje Willemse De uw Broeder en de snijjer ook de hartelijke Groete van mij en nu mij nu nog denken al die genogens op oudejaarsavond ten uwen huize. Vaarwel, vergeet mij niet Brief 26 Amsterdam den 26 February 1865 Mijn veelgeachte Vriendin! Met een gevoel van Vreugde zet ik mij neder om mij deze tijd nuttig te maken om uw uil grond van mijn hart de welweenende dank te betuigen wegens het ont vangen van zoo een welmeenende wensh ter mijner verjaring door uw toege bracht en hoop dat Gij er nog lang getuige van weze moge en dat onze vriend- shap zoo moge voortduren totdat eens de stof van het vlugtig leven sheid. Want hoe ver wij van elkander gewijdert zijn. toch kan er nog wel eens een tijd komen 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 78