zoo beide te bezitten. Nu lieve, moet ik eindige en blijve met mijn nedrig vre-
zoek uw veel verpligtingde Vriendin Pietje Willemse
Brief 31
Haarlem den 6 december 1865
Mijn Dierbare Vriendin!
Daar ik uw laaste met genoegen ontvangen heb, zoo kan ik niel nalaten om mijne
spoedige verandering eens te shrijven en uw tevens maar dadelijk uit te noodigen
om bruiloft te komen houden. O ja, mijne lieve Maatje, wat een verandering voor
mij. Uw heb er wel aan getwijvelt. daat heb ik tenminsten uit uw laasten brief ge
merkt. maar zoo gauw had ik het zelf niet gedacht. Maar avijn door tussenko
mende omstandigheeden is hier ook de oorzaak van en dat hoop ik Uw bij nadere
gelegenheid eens alles te shrijven. want ik mankeert nu niets als tijd. dat be-
grijpje. Maar God geve dat uw eens er bij tegenwoordig kon zijn. Maar Uw zal
wel weer zoo veel in de weg brengen, dat uw niet komen zal. Maar avijn, als ik
eensmaal getrouwt ben, dan moet Uw eens met uw vader komen, van de zomer.
Dan wil ik trachten om aan mij Uw gedane Vriendshap eens te vergelden. Nu
mijn dierbare Maatje, ik zal uw toch nog eens shrijven wanneer ik trouwen zal en
kon het eenigsins bij brengen, kom dan toch over. Nu lieve Maatje, Leen of Kees
zal mij nog wel eens shrijven. Doe er dan toch een klein briefje bij. hoe gij mijn
verandering vind. Het is voor mij zeer makkelijk. Ik kom er zoo maar in. Mijn
bed is geschud, ons brood word aan huis verdient dus dat is een Groote nietwaar.
Nu lieve Maatje moet ik eindige, want ik heb geen tijd meer maar als uw Maria
die met Jan de Groot getrouwt is spreek, vertelt het haar dan eens en aan buur
vrouw Rijkje en zoo wel verdere kennisse van mij want ik heb geen tijd om hun
allemaal te shijven. Nu uwe en uwe Ouders de hartelijk groete gedaan te hebben
van mijn aanstaande en van mij zoo teken ik mij Uw dankbare Vriendin Pietje
Willemse
Van Moeder heb ik nog niets gehoord als dat zij bij Manus in Vlissengen is ge
weest voor 14 dagen, maar nu nog weg. Aju
Brief 32
Haarlem den 29 Januarij 1866
Mijn Dierbare Vriendin!
Daar ik op mijn geboortedag zoo een hartelijke brief van Uw heb ontvangen, zoo
kan ik niel nalaten uw daar welmeenend voor te danken en hoopen dal uw er nog
lang getuige er van moge zijn en dat ik eenmaal nog het genoegen eens moge
hebben dat Uw van de zomer eens bij mij over mag komen en als uw plazier in
heeft gij zult ons zeer veel genoegen doen. dan kan uw mijn aanstaande Man ook
eens leere kenne. Dus lieve Maatje, stelt het nu van de zomer niet uit. Ik zie nu
de tijd al met vreugde tegemoet, maar zal het Uw wel nog eens in de geheugen
houden. Maar lieve Maatje, wel een goed denkbeeld heeft uw van mijn omstan-
74