Dagregister, of korte aanteekeningen gehouden op onze reizf. na Spa. anno 1736 op dingsdag den 3 ju lij vertrok d" heer Jacobus Willemsen1, d' heer Petrus Dathenus met zijn huijsvrouw juffrouw Jozina La Croix, d' heer Adriaan de Swarte Hendrik Ackervelt. uit Middelburg in Zeeland met het kleine jagt van d' heer Jan Seijs, des morgens omtrent half seven uuren met oogmerk om direct na Antwerpen, onder afwagting van des Heeren goed geleide te zeilen, waartoe weer en wind wonder gunstig was. Soo haast waaren wij niet tot voor het proefveld2 in de Middelburgze haven gekomen, of de heer Willemzen ontdekte, dat de sleutel van zijn valies vergeten was. welke, om de ongelegenlheden waarin naderhant zouden gekomen hebben, terstond afhaalde. Hierop zettede we onze reize voort, genoten vervolgens ons morgenontbijt, na welke verrigting wij het overige van dezen dag tot stigting zogten doortebrengen, ten deele met het zingen van eenige nadruckelijke verzen uijl het boek van den zaligen Lodenslein, zingende onder anderen 'Zoet gezelschap dat met mij', etc., waarin het wijze van Johovas raad, ende bedeeling zijner genade aan zijn kinde ren gunstgenooten in allerlei ontmoeten te vinden was. Ook zongen we het vers 'd'Onnoozelc ziel de slegle maagd' andere, om daarin de handelwijze Gods met een ziel in de eerste verbondsoprigting t'ontdecken. Ten deele besle den we ook onzen tijd in stigtclijke samenspraaken, die meerendeels uijtkwamen op het wijze en magtige Gods in zijne werken ook der natuur ten toon gespreit, waartoe door het gezigt der wateren aanleiding ontfongen. Eijndelijk hielden wc ons bezig met het lezen van eenige merkwaardige aanteekeningen in het journaal van d' heer Willemsen op een reize als deze voorheen gehouden. Bij 't een en an der stuk kregen we gelegentheit om onze vrijheil van godsdienst, in onderschei ding van vele onzer geloofsgenooten die door hel pausdom gedrukt worden, te warderen op prijs te stellen. Sooal ongevoelig geraakten we lol voor Lillo\ doe omtrent half drie uuren. De commijzen quanten naar gewoonte aan boord om de goederen te viziteren, dog wilden niets geopent hebben, waarop ze, na twee schellingen'1 aan hun betaald te hebben, weder van boord trocken wij onze reize voortzette. Onderwijlen hielden het middagmaal, quamen ten vier uuren voor St. Filipk zijnde hier den aanvang van *s kcijzers bodem. De commijzen quamen weder aan boord viziteerden onze koffers, dog op een vrindelijke wijze, waarop ze na een schelling van ons te vorderen weder van boord gingen. We spoede ons soo dra mogelijk vandaar bragten het des namiddags half ses uuren aan het Hoofd te Antwerpen, verblijd zijnde dat onze reize soo spoedig ge weest is. D' heer Willemzen en andere vrinden (behalven Dathenus zijn vrouw, die liever in het jagt bleven), begaven zich in de stad. We addresseerden ons aan d' heer Joan Francois de Wilde, wijnkooper op de Oude Koornmarct (aan wien door d'heer Maartensen met een brief gerecommandeert waren), welkers wooning na een half uur zoekens vonden; dog zijn edele was niet 't huijs, maar wierd door een der dienstboden gehaalt. Allereerst kwam mejuffrouw zijn dogier. welke ons minzaam verwelkoomde met wie d' heer Willemzen onder het ver toeven van haar heer vader, door een gepaste aanleiding, sprak zoo over de nood- zakelijkheit als nuttigheit eener tijdige voorbereiding tot de dood. Inmiddels 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 111