met ons 7 perzoonen bagagic uit Antwerpen, met dankbaarheit aan onzen wel-
doender, zijnde doe omtrent drie uuren. Het weer was gewenscht de wegen
seer aangenaam voor het grootste deel lijnregt, dreefscher9 wijs na Meche-
len.
Onderweege hadden we gelegentheit, soo tot overdenking van Jehovas magt
goedheit in zijn werken ten toon gespreit, als tot regte dankbaarheit voor al die
weldaden in natuur genade aan ons in onderscheiding van vele bewezen. In het
doorrijden zagen veel gebouwen geheel van leem. waaruit leeren kondc dat God
ons als leem bereit heeft. dat we leeme hutten bewoone. welkers grondslag in
het stof is. Ten vijf uuren quamen we aan seker dorp Contig genaamt, 'l welk een
gewoone rustplaats der paarden is, omtrent half wege gerekent word. Hier ver
friste ons bij gebrek van thee met een glaasje Liers bier. Na een wijle toevens
vertrocken van deze plaats, doorrijdende nog een zeker dorp Wale, tot we einde
lijk arriveerden binnen de stad Mechelen, doe half agt uuren zijnde. We namen
ons intrek in het Keijzershof10, tegenover de groote kerk, welke voor de beste
herberg in deze plaats gerekent word. Bij het doorwandelen dezer stad der be-
zigtiging van derzelver gebouwen konden niets merkwaardig vinden, alleen dien
den ze om de luijsler van onze vaderstad te verheffen. Het beste dat deze plaats
hier doet floreeren is dat er het Hooge Geregtshof" gehouden word, waardoor
vele gestudeerde perzonen in dezelve woonen. Wc dankte na ons des avonds met
spijze en drank verkwikt te hebben, den Heere voor zijn goed geleide, met op-
dragt van onze perzoonen onder de bescherming zijner vleugelen in dit land van
onze vreemdelingschappen spoede ons ter ruste.
donderdag den 5 julij
Door den slaap verkwikt, bereiden we ons tijdig om van Mechelen na Leuven te
vertrecken, hetwelk met een afgehuurde deligence die voor 7:6:- brabants be
dongen, deden, rijdende quart voor agt uuren af. Hier namen afscheid van d'heel
de Swarte, die toeleg had om over Brussel wederom na Antwerpen te vertrecken.
De wegen door welke we reden waren ongemeen fraaij, alle gecallecied lijn
regt, zoodat men bij helder weer te Mechelen zijnde de Leuvense tooren aan het
eijnde van de weg zien kan. Onder wederzijtse redenwisselingen, die door de
verscheidene aangenaame voorwerpen veroorzaakt wierden, geraakten we ten
negen uuren op Campenhout, daar weder een wijle tijds moesten toeven. Onder
anderen vonden we hier een priester zijn morgengebeden, dog zonder indruk of
aandagt zitten rabbelen, waaruit oordeelen koude van de geestledigheit hunner
godsdienst. Na een half uur toevens reden wederom ter bevordering van onze
reize voort. Hoe nader we aan Leuven quamen, hoe meer onze oogen aangename
voorwerpen ter beschouwing kregen, wijl hel bergagtig land hier zijn aanvang
neemt de bezaaijde velden door het verscheide groen zig van verre als schoone
parteres opdoen. Dit gaf ons aanleiding om met verwondering uit te roepen:
'Hoe groot zijn uwe werken o Heere! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt.'
Digtbij Leuven reden over eenen hoogen rotsagtigen berg, daar cgter een ge
baande weg gemaakt is, zoo quamen nederwaerts rijdende binnen de stad Leu
ven alwaar ons in de herberg Hel Witte Schaap': addresseerde, digi aan het stad-
huijs. 't Was omtrent twaalf uuren doe hier quamen we hielden ons eenigen
tijd tot beschouwing van het merkwaerdige op. Leuven is een oude mede seer
103