vervalle stad, dog seer beroemt zoo wegens het treffelijk stadhuijs dat in t jaar 1716 met vele apartementen voorzien is. (dog door ons niet bezigtigt), als we gens de schoone academie die er gevonden word en op welke zig (na berigt) thans 1800 studenten onthouden, waarvan er alleen 1000 zig op de godgeleert- heit toeleggen. We begaven ons voor de maaltijd na de academie, alwaar we al lereerst een voortreffelijke biblioteek zagen, van meer dan 30000 exemplaren (na het zeggen) die alle in ceurige trance banden op een hoogte gebonden zijn in weergalooze kassen staan. Van daar gingen we na hel auditorie der medecijnen, welke met mooije schilderijen omhangen maar onlangs door drie vermaarde heeren13 vcrnieut is. Uil deze plaats quamen in dat der regtsgeleerde, dal mede zeer voortreffelijk royal tot het zelve gebruijk voor deze faculteit geschikt is. Eijndelinge bezagen dat der theologanten, 't geen wel het geringste in soort is. Hier vandaan eenige trappen afgaende quamen nog in een schoon groot ver trek dat mede lol een auditorie geschikt is. Na het een ander tot genoegen be zigtigt te hebbe, spoede ons na ons logijs ter maaltijd, alwaar we het lot genoe gen vonden. Na het eindigen van de maaltijd doorwandelde nog eenige straten van deze stad. en namen daarop ten half vier uuren ons vertrek met een koels chais die we voor twaalf patacons14 van hier tot Luijk afhuurden. We reden we derom langs zeer voortreffelijke wegen altemaale bestraat. Na een wijle tijds rijdens hadden het genoegen van te ontmoeten den heer viscaal Visvliet, bene vens d1 heer van den Bussche, met hun vrouwen die van Aken quamen, hunne reize na Middelburg voortzette. We onderrigte hen hoe ze zig van ons jagt, dat thans te Antwerpen op hen te wagten lag, konden bedienen, en namen daarop af scheid van eikanderen. Voorts reden wederom voort, en quamen des avonds ses uuren binnen de stad Tierelemon. nemende onzen intrek om te vernagten in de herberg Het Hert15, aan de groote marekt. Na weinig uitrustens vaardigde we onze brieven na Middelburg af doorwandelde de stad. die ons zeer bouvallig vol arme menschen voorquam. We besloten eindelijk dezen dag na de avond maaltijd met dankzegging en opdragt aan den Heere zogten tijdig de rust. vrijdag den 6 julij Na tijdig opgestaan 's Heeren aangezigt gezogt le hebben, reden we des mor gens ten half seven uuren met onze voorheen gemelde koets chais uit de stad Tierelemon, wederom door gelijke wegen als de vorige. We reden dog zeer ge- mackelijk over verscheide bergen, tot we soo omtrent negen uuren binnen de stad St. Geertruijd quamen in de herberg de St. Fransiscus1", daar we een wijle tijds tot verademing der paarden moesten toeven, en ons ondertussen met een koplje thee verfristen. We doorwandelde de stad, die in een zeer bouvallige slaat en onnut vuil was. zijnde de inwoonderen niet dan arme menschen. Eglcr waren er nog eenige hoedefabriquen. die na alle waerschijnelijkheit het behoud dezer plaats zijn. Het aanmerkelijkste dat in deze stad zagen was een zeer voortreffe lijke minrebroeders kerk17, die in netheid alle bij ons tevoren geziene overtrof en welkers binnenwerk nog niet voltooijd was. Na de noodige tijd in deze stad uijl- gerust le hebben verlieten wij dezelve quartier over tien uuren quamen quart over twaalf uuren op een tweede vertoefplaats, Sauré18 genaamt, daer onze voer man na gewoonte de noodige verblijftijd hebben moest. We addresseerde ons in de herberg de Guide Zon, met toeleg om alhier onze middagmaaltijd te houden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 115