met neen, daartoe bijbrengende het geval van Petrus dat hier mede in alles over eenkomt, met bijvoeging 1) dat men volgens de stelregel van den apostel Paulus geen quaad mag doen. opdat er het goede uitvoorkome, 2) dat het minste zondig quaad altoos veel erger is dan het grootste droevig quaad, 3) dat men hiermede des Heeren magt verloochenen zoude wijl soo wel zij als wij afhankelijke schep- zels van God zijn. Na hel eindigen van de maeltijd vaardigden we onse brieven af en deden een aangename wandeling, waartoe het weer ons wonder gunstig was. Des avonds spijzigde d' heer juffrouw Visvliet met en bij ons, na de maeltijd wandelde we op het veld van 7 Uuren en spoede ons ter rust. donderdag den 12 julij Het [weer] was ons dezen dag wederom wonder gunstig en lokte ons uijt om vroegtijdig, in geselschap vele heeren dames aan de fontein te verschijnen tot het gebruik van 14 glazen water. We bragten onzen tijd daar met genoegen door reden na onze terugkomst wederom een uur te paard na en van de Geronsler. dat regt vermakelijk was. Het overige van de voormiddag bragten door met d1 heer juffrouw Visvliet in eenige winkels, daer we verschelde toiletten be stelde. Het middagmaal naderde soo al ongevoelig. We zaten daartoe aan tafel met ons 17 perzoonen, soo Hollanders als Zeeuwen, alle wel gereformeerde in hun belijdenis dog velen gedeformeert in hun wandel, gelijk d'ontmoeting welke deeze middag aan de tafel hadde ons klaar leerde. D' heer de Meij van Amster dam en d' heer Berkhout van Leijden, benevens nog een militair officier en zijn gezelschap, hadden een congert musicq bestelt om over de maaltijd te doen spee- len. Ze zonden wel allereerst door den hospes bij d' heer Willemsen om de toe stemming van zijn eerwaarde te vragen, dog hoewel zijn eerwaarde met reden hiertoe niet wilde consenteere. egter wierden alle voorbereidingen gemaekt om hun oogmerk te volvoeren, 't Welk d' heer Willemsen ziende, zijn eerwaarde nootzaakte om met zijn gezelschap van tafel op te willen staan, dal evenwel nie mand hebben wilde en voornamentlijk d' heer Boulanger van Leijden (die met zijn dogter mede aan tafel zat), welke tegen d' heer Willemzen zeide: 'Mijn heer, u gezelschap is mij meer waard dan alle musicq en ik ben daer niet voor om aan ijmand ergernis te geven.1 Doe wierd het musicq heengezonden en wij haaste ons om maer hoe eerder hoe liever van tafel te gaan. Na de maaltijd voerden de vrin den egter hun oogwit uijt en lieten het bestelde musicq niet alleen spelen maer voegden er ook hunne ijdele drinkliederen dertele danseriën bij. Dit bekreunde ons doe te minder omdat we ons ten eersten van hen zonderde, alleen we be klaagden den deerniswaardigen toestand van zulke menschen en we daglen er ook tellens bij dal ze het oogmerk van hunne komste in Spa geheel miswerkten, tenzij het was om hunne begeerlijkheden voetzei te geven. We zogten ons in het vervolg voor diergelijke ontmoetingen te hoeden en resolveerden ten dien eijnde om van dezen tijd af aan met ons gezelschap alleen te eten. Het overige van den namiddag en avond bragten door met eene aangename wandeling, waarop we ons schikten tot de avondmaaltijd in gezelschap van d" heer Boulanger zijn dogter. benevens d" heer juffrouw Visvliet, en soo eindigde dezen dag we derom met hertelijke dankzegging aan den Heere voor zijn goede zorge 't ons waerts, in smeeking om zijn verdere vaderlijke bescherminge. 114

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 124