veel meer lust hadden in het cieraad van den verborgen mensch des herten dat bestaat in een stille en zagtmoedigen geest, kostelijk voor God. donderdag den 19 julij Na ons aan God zijn goed geleijde opgedragen te hebben, reden we vroegtijdig met zeer handzaam en voordeelig weer na de Geronster, daar we l allereerst spraken d' heer van der Mandere van Vlissingen, die met zijn mama zuster, benevens juffrouw Kousemaker, hier voor twee daagen gekomen waaren. We hadden de eer zijn weledele te verwelkoomen. Ook spraken aan de fontein tot ge noegen met d' heer Huijgens, regent te Amsteldam. Na onze terugkomst bragten den dag als gewoon waren door. Des avonds quam d' heer mevrouw De Meij op onze kamer hun afscheit nemen, niettegenstaande wij ons om voorgemelde re denen van hen gezondert hadden. Hij gaf gelegentheit aan d' heer Willemzen om over dit point te spreken. Zijn eerwaarde gaf seer bescheidene en voegzame rede nen, waerom genootzaakt was met zijn gezelschap alleen te spijzigen, aan- toonende dat niets anders dan pligt, geweten en bediening, benevens een onver zettelijk opzet om allerwege voor God en zijn zaak uijttekomen, daarvan bij zijn eerwaarde de oorzaken waren. We scheide dan met veel vrindelijkheil van mal kanderen en wenschte hen des Heeren milden en rijken zegen toe. vrijdag den 20 julij Na andermaal van d' heer mevrouw De Meij afscheit genomen te hebben, die met d' heer Berkhout 't verdere gezelschap ten vijf uuren vertrocken, reden we volgens gewoonte na de Geronster. Hier quam mede voor de eerste maal in een koets met ses paarden de hertogin van Buckingham, welk een natuurlijke dogter van Koning Jacobus en dus een suster van den pretendent28 is. Veele Engelze pcr- zoonagien waren hier mede, en onder anderen d' heer mevrouw Pultneij, d'heer mevrouw Howart vele andere meer. Na onze terugkomst van de fon tein deden niets van belang dan alleen onze gewoone wandelingen, tot den dag den avond bereikte welke met dankzegging eijndigde. saterdag den 21 julij We reden in een chaize met zeer zwaaien regen en sterke mist na de Geronster. wijl heer Dathenus en zijn vrouw op raad van docter CocqueleP wederom van fontein verandert waren en in plaats van de Geronster de Pouhon gebruijklen. Na onze terugkomst beterde het weer dermaten, dat we nog een aangenaam tourtie te paard op het gebergte doen konden, waarmede we de voormiddag doorbragten en een groot gedeelte van de namiddag bestede met genoegen in den vermaaklijken hof der capuicijnen, vanwaar we vroeg 't huijs quamen en ons ter ruste schikte. 118

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 128