dingsdag den 7 augustus
Na genoten ontbijt begaven we ons na de fontein om aldaar de wateren te proe
ven, dog dezelve quamen ons op verre na zoo smakelijk niet voor dan die van
Spa. Hier vandaan gingen na de naaldemaakerij van Johannes Cram, tegenover
de drie Mooren42, niet verre van het Keijzers Bad. Daar kogten eenige naalden en
zagen ook meieenen die fabricq omstandig: eene naald eerze voltooid is, moet 72
maal de handen passeere. Onder het merkweerdige dat in de voltooijing zagen
was het slijpen derzelven. op een rond draaijende steen daar vuur uit quam,
zoodat zich mcnigerleij sprankels ontdekte, zonder dat er hitte uitquam. dies we
er onze handen gemackelijk in hielden en egter raakte er tintel ten eersten van in
brand. Daar wierd door een der werklieden met een naald in een hair dat hij uit
zijn hoofd trok een gat geboord, 't geen tot volle overreding gezien wierd, omdat
hij het ander ende daar door stak.
Van deeze naaldemakerij gingen na huijs. Onderwege quamen voorbij een capel,
daer een capuichiner pater in het Hoogduits predikte. Hetgeen wij er van hoor
den, was het beantwoorden van een tegenwerping, die hij uil naam van het ge-
meene volk maekte. welk hierin bestaat: hoe kunt ge zoo op de naaugezetheit van
den levensweg, en op het zwaarlijk ten hemel ingaan aandringen, den hemel is
immers voor de ganzen niet gemaakt. Dit laaste beantwoorde hij met te toonen
dal het wel waar is dat den hemel voor de ganzen niet gebout is. maar ook dal ze
niet gemaakt is voor wolven, paauwen, raven en honden; dal is gelijk hij bij een
nadere uitbreiding leerde, voor zulke menschen die de hoedanigheden dezer die
ren bezitte.
't Huijsgekomen zijnde ging d' heer Willemsen na d" heer Roemer, zijnde een
eige broeder van den predikant in den Bos, en een aangehuwde broeder van den
predikant van de Put-Uitrecht." Die ontfong zijn eerwaarde vrindelijk en verzogt
het gantsche gezelschap des namiddags aan huijs, dog dat weigerde zijn eer
waarde. wijl ons toeleg was om na de maaltijd Bousset44 eens te zien. Dit bragte
we ook ter uitvoer, zijnde dit een dorp dat maer een stadie of 125 schreden buiten
de zuidpoort van Aken gelegen is, en heet eigentlijk Porcetum of Borset, om het
groot getal wilde zwijnen dat daer voorheen gevonden wierd. De weg is zeer
moeielijk door de steilte, dog dit word vergoed door het merkwaerdige dat er te
zien is. Allereerst quamen we aan een heete put, waerin het water door de aderen
der aerde kokend opwelt, dat men er in weinig tijd een eij in kan gaan koken. We
gingen verder door een naau eng padtje, aan welkers beide zijden een riviertje af
stroomt. waer in dit aanmerkelijk is. dat het water aan de eene kant koud en de
andere zijde heet is, uijtgenomen des zondags, wanneer door het stilhouden van
een watermolen die in de week aanhoudend maelt. in elkander loopen, en dan
beide warm zijn. We namen op dit Bousset ons intrek op het einde van deeze
plaats in de Verkeerde Wereld, alwaar ook baden gevonden worden. Hier had
voorheen gewoond den hospes Erkers, dog die is sedert na Hessen vertrocken. en
heeft zijn wooning overgelaten aan zijn neef Johan Puberbach, die er nu woonde.
We verfristen ons met een koptie thee en spraken ook onder anderen met onzen
hospes, die ons in het begin voor een gecivili[s]eert burgerman, dog naderhand
bij nader samenspraak voor een oprecht christen en Israelijt in wien geen bedrog
is. voorquam, want ofschoon hij toonde de Luterse religie toegedaan te zijn, soo
gaf hij egter allerwege blijken en preuven van het genadewerk Gods, dal Jehova
op de nadruckelijkste wijze aan zijne ziele gewrocht en voortgezet hadde. We