ook in formele zin. Dat hield in dat Beeckman niet alleen zorg droeg voor de in
richting van het onderwijs, maar ook voor het onderhoud van de gebouwen en de
opvoeding en verzorging van de 'kostkinderen'. In Dordrecht varieerde het aan
tal kostkinderen in deze periode tussen de vijftig en de zeventig (op een totaal
aantal leerlingen van omstreeks driehonderd), zodat het echtpaar Beeckman.
daarbij gesteund door een vijftal andere leerkrachten, aan het vervullen van deze
taken de handen vol zal hebben gehad.1S
Zoals de naam al aangeeft, werd op een Latijnse school het onderwijs geheel
in de Latijnse taal gegeven. De meeste leerlingen waren tussen de tien en elf jaar
oud als ze op school kwamen, en in het eerste jaar werd dan ook de meeste zorg
gestoken in het onder de knie krijgen van het Latijn. Lezen en schrijven was
doorgaans al geleerd op een voorafgaande Nederduitse school. In de hogere klas
sen kwamen ook andere vakken aan bod. zoals logica, retorica en geschiedenis,
maar soms ook kosmografie of andere vakken. De nadruk lag op de humanisti
sche vorming, waarbij kennis van de klassieke Griekse en Romeinse cultuur van
groot belang werd geoordeeld. Beeckmans onderwijs in Dordrecht week daar in
zoverre van af dat hij, gezien zijn eigen natuurfilosofische en mathematische in
teresse, extra nadruk legde op natuurwetenschappelijke vorming. Dit overigens
met steun van de Dordtse magistraat, die Beeckman in de gelegenheid stelde om
op het dak van de school een klein torentje in te richten ten behoeve van meteo
rologische en astronomische waarnemingen. In beide opzichten een unieke exer
citie, want het eerste universitaire sterrenkundige observatorium werd pas in
1632 te Leiden ingericht, en weerkundige waarnemingsstations zijn van nog la
tere datum.19 Beeckmans Dordtse leerlingen - en dus ook zijn neefje Johannes de
Mey - waren daarmee de eersten in de Nederlanden die in hun opleiding werden
geconfronteerd met een concrete en praktische natuurwetenschappelijke instruc
tie.
Ook het benadrukken van praktische toepassingen van de tijdens de lessen 'lo
gica' aangeleerde denk- en redeneerregels schijnt een belangrijk kenmerk te zijn
geweest van het door Beeckman gegeven onderwijs. Zo is over Beeckmans Rot
terdamse periode gerapporteerd dat geen van de leerlingen de schoolloopbaan af
sloot zonder uitputtend geoefend te hebben:
in 't lezen van goede auleuren ende historiën, uyt de welcke gehouden wae-
ren publice het gedenckwaerdigste te vertellen, latijnsche brieven te schrij
ven, dissertatiën te houden, oratiën te doen, selff te opponeren, defenderen,
etc., door welcke exercitiën alleen iemant kan werden bequaem gemaeckt
omme op de Academie comende onder het beleyt en de directie van de Pro
fessoren sijne studie loffelijk te voltrecken ,...2U
Ook Johannes de Mey was door zijn oom op een dergelijke manier tot een uni
versitaire studie voorbereid. Want in 1634, nog voor zijn officiële inschrijving
aan de Leidse universiteit, nam De Mey al deel aan een academische disputatie.21
In een dergelijk twistgesprek dienden stellingen te worden betrokken en stand
punten te worden verdedigd. Daarbij beperkte De Mey zich niet alleen tot de
Leidse academie, want in 1636 figureert hij ook als respondent bij disputaties die
onder leiding van de hoogleraar Arnoldus Senguerdius aan de - toen nog maar
net opgerichte - Utrechtse universiteit werden gehouden.22
5