Europa die, zoals de naam aangeeft, vooral in en om het water leeft. De Crod
el it ra-soorten of wittandspitsmuizen komen oorspronkelijk uit tropisch Afrika. De
bekendste is de huisspitsmuis Crocidura russuld), waarvan de mannetjes in de
voortplantingstijd een penetrante muskusgeur verspreiden. De veldspilsmuis
(Crocidura leueodon) heeft een fraai contrasterende tekening: de buikzijde is wit
en de rugzijde donkerbruin. Op de voorpoten is dit contrast goed te zien.
Woelmuizen zijn knaagdieren met een stompe kop, betrekkelijk kleine ogen en
een korte staart (hooguit eenderde van de lichaamslengte) en prismakiezen. De
rosse woelmuis Clethrionomys glareolus) neemt een bijzondere plaats in onder
de woelmuizen, omdat deze soort goed kan klimmen en behalve plantaardig ook
wel dierlijk voedsel eet. De overige woelmuizen behoren tot het genus Microlus.
In aantal is de veldmuis Microtas arvalis) verreweg de talrijkste soort. Bekend
is het begrip muizenjaren: dit zijn jaren waarin de aantallen veldmuizen gemak
kelijk het tienvoudige van een daljaar kunnen bereiken.De aardmuis (Microtus
agrestis) is iets groter dan de veldmuis, maar vooral ruiger van vacht. Een bij
zondere woelmuissoort is de noordse woelmuis Microlus oeconomus)', het be
treft een zogenaamd IJstijdrelict met behalve in Nederland nog restpopulaties in
Zuid-Scandinavië, Oostenrijk en Noordoost-Europa. De soort is groter dan de
beide eerder genoemde woelmuissoorten en heeft bovendien een langere staart.
De ondergrondse woelmuis Microtus subterraneus) is een betrekkelijk kleine
soort met opvallend kleine oogjes en korte, ronde oren.
Onder 'muizen' (in engere zin) wordt doorgaans de familie Muriclae (ware
muizen) verstaan, zoals de huismuis en de bosmuis, maar ook de bruine Rattus
norvegicus) en zwarte rat Rattus rattus) worden hiertoe gerekend. Ware muizen
worden gekenmerkt door een puntige neus, grote ogen en grote, ronde oren. De
staart is minimaal 80% van de lichaamslengte. De kiezen hebben een lage kroon
met knobbels in drie lange rijen. De huismuis (Mus domesticus) laat zich kennen
door een typische, muffe geur. De vacht op de rug is bijna uniform grijs met op
de buikzijde een iets lichtere tint. Een opvallend kenmerk is verder de staart:
deze wordt over de gehele lengte gelijkmatig dunner. De bosmuis (Apodemus
sylvaticus) is middelbruin van boven met een zuiver witte buik; de oren en ogen
zijn groot. De dwergmuis (Micromys minutus) is een klein, aaibaar muisje met
een oranjebruine rug en een witte buik. De punt van de lange staart doel dienst
als vijfde handje bij het klimmen in grasstengels.
Slaapmuizen, waarvan in de delta alleen de eikelmuis voorkomt, zijn muizen
met een opvallend behaarde staart. Verder houdt deze familie een winterslaap.
De eikelmuis (Eliomys quercinus) is te herkennen aan het zwarte masker over de
ogen.
De muskusrat (Ondatra zibethicus) is van oorsprong een exoot en juist door
het ontbreken van natuurlijke vijanden is deze soort in de delta (en elders) sterk
in aantal toegenomen. Het is een forse rat die duidelijk herkenbaar is aan de zij
delings afgeplatte (zwem)staarl. Eveneens van elders ingevoerd, is de beverral
(Myocastor coypus). Dit van oorsprong Zuid-Amerikaanse knaagdier leefde oor
spronkelijk in de subtropische en gematigde streken. Bij strenge vorst worden de
aantallen fors gedecimeerd en bij aanhoudende vorst weten alleen enkele exem
plaren zich in leven te houden in een omgeving waar het water kunstmatig hoog
in temperatuur blijft (bijvoorbeeld het opgewarmde koelwater van energiecentra
les). De beverrat is duidelijk groter dan de muskusrat. In tegenstelling tot de laat
ste heeft hij een rolronde staart.
140