Verder is er over het verloop van De Meys studie niets concreets bekend. Als stu dent theologie zal hij de gebruikelijke colleges hebben gelopen, waarbij ook ta len als Hebreeuws, Grieks en Latijn nadrukkelijk werden onderwezen. Een recht geaard protestants theoloog werd immers geacht de bijbel in de grondtekst te kunnen lezen. Voor De Meys natuurwetenschappelijke vorming is van belang te weten dat het Leidse onderwijs in de natuurfilosofie destijds gedomineerd werd door het eigentijds aangeklede aristotelische denken van Franco Burgersdijk (1590-1635). Weliswaar waren diens ideeën niet bijster oorspronkelijk, maar Burgersdijks didactiek was bijzonder succesvol. Zijn populaire leerboeken heb ben decennia lang hun stempel gezel op het filosofie-onderwijs, niet alleen in Leiden, maar tot in Engeland aan toe.-1 Na de afronding van zijn studie, omstreeks 1638. heeft De Mey een 'Grand Tour" gemaakt. Voor studenten die zich dat financieel konden permitteren was zo'n studiereis vrij gebruikelijk.In dit geval ging de tocht naar Engeland. In een van zijn boeken maakt Dc Mey althans melding van een "hoorn" uit het bezit van de Engelse koning, die hij in 1639 tc Londen had gezien.21 Destijds ging men er van uil dat deze had toebehoord aan een eenhoorn, een fabeldier waarvan het be staan in de zeventiende eeuw nog volop voor waar werd aangenomen.2" Met die aandacht voor exotische naturalia betoont De Mey zich geheel een kind van zijn tijd. In de Renaissance ontstond in Europa de gewoonte om verza melingen van 'liefhebberijen' aan te leggen. Nieuwsgierige rijke verzamelaars brachten daarin objecten bijeen onder meer afkomstig uit de drie rijken der na tuur. Deze voorwerpen werden vervolgens met grote smaak in zogenaamde "ka binetten' tentoongesteld. Een en ander als een 'wereld in hel klein': een afspiege ling van een nog nauwelijks verkende aardbol. Ook in de Nederlanden kende men dit soort van kabinetten van zeldzaamheden (letterlijk 'rariteitenkabinet ten').27 In Noord-Nederland was dc eerste naturaliënverzameling van enige bete kenis die van Paludanus te Enkhuizen en inderdaad bezocht de jonge De Mey tij dens zijn reis in 1639 ook deze vermaarde collectie.2S Daarna werd het tijd om serieus werk te zoeken. In september 1639 keerde De Mey terug naar huis om zich door de lokale classis Walcheren te laten examine ren. Na dit kerkelijk examen was hij 'proponent', dat wil zeggen beroepbaar als predikant. Als eerste standplaats kreeg De Mey de piepkleine parochie Ovezande en Driewegen in Zuid-Beveland toebedeeld: als vervanger, dat nog wel. Hel klonk allemaal weinig exotisch, maar wellicht heeft het feit dat De Mey ter plaatse moest inspringen voor een predikant die met prins-geleerde Johan Mau- rits van Nassau naar Brazilië was vertrokken, hem toch nog enige inspiratie ge geven.2'7 Want nauwelijks drie jaar later tekende De Mey zelf een overeenkomst om naar een exotisch werelddeel te worden uitgezonden. Vanuit zijn nieuwe standplaats Baarland - een piepklein dorpje waar hij in 1641 terecht was geko men - monsterde hij met graagte aan op het schip Middelburg dat hem naar het verre Oost-Indië zou brengen. Dat vertrek bleek echter een valse start te zijn. Naar verluidt vernam De Mey in de eerste haven die onderweg werd aangedaan - het Engelse Plymouth - dat er een aanklacht tegen hem was ingediend wegens 'onrechtzinnigheid'. Of dit echt zo was, of dat De Mey dit gerucht zelf in de we reld hielp teneinde een excuus te hebben om een wat onaangename scheepsbe manning te ontlopen, vermeldt de historie niet.1" Wel bleek De Mey het een uit muntende gelegenheid te vinden om een tweede 'Grand Tour" te starten. Hij stak over naar Frankrijk, doorkruiste dat land van het stroomgebied van dc Loire tot 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 16