aan het zuiden van de Provence en bezocht vervolgens ook Duitsland en Zwitser
land. Een tocht naar Italië ging op het laatste moment niet door vanwege de
ziekte van twee van zijn 'reisbroederen'." Ook deze reis maakte een diepe indruk
op hem. Zo raakte De Mey over een 'brandende berg' nabij Grenoble (een uitge
doofde vulkaan) later in zijn leven maar niet uitgepraat.'2 Ook anderzijds was
deze 'Tour' een echte studiereis. Hij bezocht de protestantse academie te Saumur
en deed nog enige andere Franse universiteitssteden aan. Volgens goed gebruik
benutte De Mey zijn verblijf aan één van die universiteiten (Valence) om er tot
doctor in de medicijnen te promoveren. Terug in de Nederlanden zou het altijd
handig zijn om over zo'n bul te beschikken. Immers, predikant te zijn met de
geur van onrechtzinnigheid was maar een ongewis bestaan. Na een klein jaar ge
reisd te hebben, keerde De Mey weer naar Zeeland terug, zij het slechts voor
korte tijd. Thuisgekomen ondertekende hij in januari 1643 de achttien artikelen
van de Walcherse kerkorde (een curieuze aanscherping van de bekende Heidel-
bergse catechismus). Maar in plaats van zijn predikambt opnieuw op zich te ne
men, liet zijn rusteloosheid hem dit keer aanmonsteren op het schip De Sameri-
tcian dat hem naar West-Indië bracht." Om precies te zijn naar het kleine eiland
Sint Eustatius in de Antillen, van welk eiland De Mey een deel had gekocht. Ter
plaatse aangekomen nam De Mey er de predikdienst waar, naar behoefte in de
Nederlandse of de Franse taal. Ook hier raakte hij gefascineerd door een vulkaan,
die hij nauwgezet in kaart bracht en bestudeerde."
Nadat De Mey in 1644 bijna bezweken was aan de gevreesde 'beriberi', vond
hij het kennelijk welletjes. Voor de derde maal keerde hij terug naar Zeeland,
waar hij al spoedig bevestigd werd als predikant te Zoutelande. Daarna zou De
Mey nog tweemaal van standplaats verwisselen. In 1648 werd hij beroepen in
Sint Laurens, onder de rook van Middelburg, en in 1649 werd hij predikant van
de Zeeuwse hoofdstad. Kort tevoren was hij er in alle eer en deugd getrouwd met
Wilhelmina van Dry en, dochter van Denys Antheuniszoon van Dryen, equipage
meester bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie." Kennelijk bracht deze Wil
helmina rust in De Meys leven, want van enige grote reis nadien is ons niet meer
gebleken.'6 Wel verscheen kort hierna (in 1651) De Meys eerste echte boek: zijn
Commentciria physiccieen commentaar op de natuurverschijnselen beschreven
in de bijbelboeken van Mozes.'7 Daarmee liet De Mey zich kennen als een late
vertegenwoordiger van de zogenoemde 'Mozaïsche fysica', een tijdens de Refor
matie opgekomen intellectuele stroming die ervan uitging dat men natuurkennis
zoveel mogelijk uit de bijbel moest halen." Maar hierover later meer.
Ontluikende natuurwetenschap in een veranderende wereld
Nu hij zijn wilde haren enigszins kwijt was geraakt en hij een heus gezin had ge
sticht, kon De Mey zijn opgedane ervaringen toetsen aan wat de geleerde wereld
aan geschreven boekenwijsheid te bieden had. En dat was heel wat.
Tijdens zijn studietijd in de jaren 1634-1639 was het universitaire natuurfilo
sofische curriculum nog geheel geschoeid op klassieke - dat wil zeggen vooral
aristotelische - leest. Maar het gistte volop. Vooral hel beeld aangaande de aarde
en de kosmos was sterk aan verandering onderhevig, met alle maatschappelijke
beroering van dien." Het kan niet anders of De Mey moet daar op jonge leeftijd
al het nodige van hebben meegekregen.
7