Mey echter bespreekt in zijn boeken diverse proefnemingen, waaronder een bot- singsexperiment en proeven over het mengen van verschillende stoffen.1* Naar verluidt stonden ook in De Meys nagelaten Adversaria (een verzameling van handgeschreven aantekeningen die helaas zijn zoek geraakt) een aantal proefne mingen beschreven, onder meer over het 'golvenstillend vermogen van olie'.49 Kortom, aan observaties, proefnemingen en het gebruik van instrumenten hechtte De Mey duidelijk waarde. Echt verbazingwekkend is dat niet. Zijn oom Beeck- man had die attitude al tijdens zijn schooltijd in Dordrecht met verve uitgedra gen. Op diens Dordtse observatorium had Beeckman zich geregeld laten assiste ren door leerlingen van de Latijnse school. Retorische trucs Hel was ook vanuit de overtuiging dat observaties een theorie dienen te schra gen, dat De Mey zich (uiteindelijk) een aanhanger betoonde van het stelsel van Copernicus. Dat klinkt nu logisch, maar in zijn tijd was dat voor een predikant in dienst van de staatskerk best een opinie om voorzichtig mee te zijn.50 Juist van wege die grote theologische gevoeligheid liet De Mey zich over deze kwestie aanvankelijk niet of nauwelijks uit. Want hoewel De Mey in 1655 in zijn Heylige Natuur-Beschryving de destijds bekende argumenten voor een rond de zon bewe gende aarde weergaf, stelde hij zich veiligheidshalve op hel standpunt dat aan het gezag van de bijbel - ook in natuurkundige kwesties - niet mocht worden getwij feld. Zo kon hij niet instemmen met het standpunt van zijn stadsgenoot, de astro noom Philippus Lansbergen, dat de 'gronden van de sterreloop en landmeet kunde niet in de Heilige Schriften leggen, maar in de weetenschappcn van sterrekijkerij en landmeterije selve'. Een dergelijke gedachte liet te veel ruimte voor ondermijning van het gezag van de bijbel.51 In een volgend boek, het Ha- lelu-jah of lof des Heeren, verhreyd op het Natuer-tone el uit 1666, hield De Mey zich ten aanzien van de beweging van de aarde nog sterker op de vlakte. Welis waar gaf hij aan dat de meeste geleerden de voorkeur gaven aan een rond de zon bewegende aarde boven een rond de aarde bewegende zon, maar aangezien hier over al 'ten overvloede was gedisputeerd', ging De Mey gemakshalve aan deze discussie voorbij.5- Een jaar later, wanneer De Mey zich in een Nader deductie en verklaringe van verscheyden saken uyt hel natuer-toneel tegen kritiek verdedigt, ontkent hij weliswaar met zoveel woorden te hebben geschreven dat 'de aarde bewogen word', maar geeft hij toe dat de 'natuurlijke redenen' dat standpunt 'niet onwaarschijnlijk' maken. Omdat 'de beweginge der sonne en de stilstant der aarde' echter inderdaad beter overeenkomen met de letterlijke bijbeltekst, vindt hij het volgen van dit 'gemeene gevoelen' van de zonsbeweging nog steeds het meest verdedigbaar. Welk standpunt men ook inneemt, aldus De Mey. er blijft alleszins voldoende over om God te verheerlijken.53 Opnieuw geeft hij dus een diplomatiek antwoord; opnieuw laat De Mey zich niet verleiden tot een een duidige stellingname. In 1673 gooit De Mey hel over een andere boeg, al neemt hij ook nu maatrege len om zich bij voorbaat te vrijwaren van kerkelijke oppositie van orthodoxe col lega's. Ditmaal hult De Mey zijn wetenschappelijke opinie in een ongehoord felle en emotionele uitval naar de katholieke kerk. Immers, had de paus de Itali aanse natuurfilosoof Galileï niet juist voor het aanhangen van deze copernicaanse

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 21