Want ook De Meys vroege inzichten inzake psychologie en fysiologie zouden een nadere bestudering verdienen. De Mey schrijft bijvoorbeeld uitvoerig over depressies en ook de vraag waarom een mens zichzelf niet kan kietelen, fasci neert hem bijzonder.73 In hel kader van dit artikel voert het echter te ver om hier nader op in te gaan.74 Van groter belang zijn namelijk twee andere aspecten van De Meys wetenschappelijke arbeid. De Meys bemoeienis met de uitgave van Goedaerts baanbrekende insectenstu dies In 1660 verscheen bij uitgever Jacob Fierens te Middelburg het eerste deel van het befaamde insectenboek Metamorphosis Naturalis, dat in totaal drie delen zou omvallen.75 In dit boek, dat misschien wel de belangwekkendste wetenschappe lijke studie van Zeeuwse bodem genoemd mag worden, presenteerde de Middel burgse fijnschilder Johannes Goedaert (1617-1668) de resultaten van een meer dan vijfentwintig jaar volgehouden studie naar de ontwikkelingsstadia van insec ten. Als kunstenaar maakte Goedaert deel uit van een vrij omvangrijke groep Mid delburgse schilders (ook wel de 'Masters of Middelburg' genoemd), die zich in navolging van Antwerpse voorbeelden uit de late zestiende eeuw toelegden op de productie van bloemstillevens.76 Zijn interesse voor insecten heeft Goedaert wel licht aan hel thema van deze schilderijen te danken. Want deze bloemstillevens werden vrijwel zonder uitzondering 'gestoffeerd' met vlinders en andere insec ten, welke nauwgezet met het penseel werden vormgegeven. Hoe dan ook, Goe daerts entomologische studie is een van de eerste boeken ter wereld waarin het biologisch proces van de gedaantewisseling van vlinders is beschreven. Op grond van zorgvuldige en jarenlang volgehouden waarnemingen had Goedaert in kaart gebracht, hoe uit een larve eerst een pop en vervolgens een vlinder voort komt. Die link was tevoren nimmer gelegd. Goedaerts studie is daarmee exem plarisch voor een baconiaanse, puur empirische lijn van onderzoek, waarbij door aanhoudend verzamelen van gegevens uiteindelijk steekhoudende conclusies aangaande de 'geheimen van de natuur' kunnen worden getrokken. Zijn trilogie is daarmee ook een van de grote successtory's van dit type onderzoek. Dat Goe daert 'het gewone' in plaats van 'het uitzonderlijke' tot object van studie maakte, past volledig in deze mede door Bacon gepropageerde methode van onderzoek. Naast uitzonderlijke fenomenen konden juist ook de meest gewone verschijnse len getuigenis afleggen van het verborgen raamwerk dat door een onzichtbare goddelijke hand in de natuur was gelegd.77 Goedaerts studie verschafte inzicht in zo'n tevoren niet gekend raamwerk en juist daarom was het de baconianen te doen. Daarmee wil overigens niet gezegd zijn dat Goedaert rechtstreeks door Bacon zou zijn geïnspireerd. Het is zeer de vraag of deze eenvoudige, bijbelvaste am bachtsman enige kennis droeg van de klassieke en eigentijdse natuurhistorische en filosofische literatuur. Dat Goedaert desondanks een van de eersten was die in de Nederlanden dit - doorgaans als baconiaans getypeerde - onderzoek uitvoerde en publiceerde, maakt deze Zeeuw des te interessanter.78 Want hoe kwam Goe daert hiertoe? Was Goedaert daarin een incident, of was hij een exponent van een in bredere kring gedragen opvatting? Want hoewel de invloed van Bacon in de 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 27