wel inmiddels wel duidelijk is dat Bekker en Bayle meerdere voorlopers
hadden96, is De Meys betoog tegen het bijgeloof inzake kometen, tot op heden,
aan de aandacht van mentaliteitshistorici ontsnapt.97
Toch was De Meys kometenverhandeling geen incident. Een paar jaar na zijn
kometenverhandeling produceerde De Mey een tweede pleidooi tegen irrationeel
bijgeloof. Dit Kort advys over de onmagt des duyvelsen tooverye, waar door
veele menschen bedrogen en elendig worden rolde in 1674 van de drukpers.9* De
parallel tussen De Mey en Bekker lijkt daarmee helemaal compleet. Want waar
Bekker na zijn Ondersoek van de betekeninge der kometen van 1683 een meer
algemeen pleidooi schreef tegen ongefundeerd bijgeloof - diens De Betooverde
Wereld van 1691 - deed De Mey dat al bijna twintig jaar eerder. En toch is ook
dit werkstuk pas kort geleden in de geschiedkundige literatuur opgemerkt."" Hoe
kon dit gebeuren? Want De Meys Kort Advys laat zich lezen als een Betooverde
Wereld in een notedop. Hoe is het mogelijk dat er inmiddels een kleine boeken
kast gevuld kan worden met geschiedkundige studies gewijd aan Bekker en
Bayle, maar dat een man als De Mey volledig in de vergetelheid is geraakt?
Allicht heeft een en ander te maken met de reacties die de betrokken auteurs
destijds bij hun tijdgenoten hebben losgemaakt. In dat verband was De Meys uit-
gavenstrategie ook niet de meest handige om aandacht te trekken. Zijn kometen
verhandeling lag verscholen in een werk over insecten, en bovendien werd dit
betoog uiteindelijk niet opgenomen in De Meys verzamelde werken.1"0 Evenmin
handig was dat De Meys Kort advys over de onmagt des duyvels en tooverye
deel uitmaakte van een groter visionair geschrift dat handelde over de beste ma
nier waarop men een 'welgestelde en gelukkige republiek' zou kunnen inrichten.
Maar belangrijker dan deze 'onhandigheden' is vermoedelijk toch het gegeven
dat De Mey nimmer het gezag van de bijbel ter discussie heeft gesteld, terwijl
Bayle en Bekker daarvan wel zijn beticht. Oppervlakkig gezien mag De Mey dan
veel met hen gemeen hebben, maar waar Bayle en Bekker echte nieuwlichters
zijn, is De Mey toch veel behoudender. Hij is meer een overgangsfiguur. Hij is
een man die weliswaar aangestoken is door de nieuwe wetenschap, en die ook
een goede neus heeft voor belangwekkende thema's, maar dat alles maakt hem
nog niet tot een 'verlichtingsfilosoof'.
De Mey en de historiografie
Toch is daarmee niet voldoende verklaard waarom De Mey geen historiografi
sche aandacht heeft gekregen. Want boeiend is hij zeker en ook zijn 'vergetel
heid' blijkt maar zeer betrekkelijk. Nog decennia na zijn dood figureert De Mey
in belleterie: in 1697 wordt hij ten tonele gevoerd als de opvoeder van 'Philopa-
ter'. de hoofdpersoon in een spinozistische roman"", en in 1708 valt zijn naam in
een imaginair reisverhaal, te weten in de Beschrijvinge van het mag tig koningrijk
Krinke Kesm.es door Hendrik Smeeks.102 Nog in 1742 werden De Meys Godge
leerde en natuurkundige wercken integraal herdrukt. Geen uilgever laat een
dikke foliant opnieuw in lood zetten wanneer er geen markt voor is."" De Mey
blijkt dan ook tot ver in de negentiende eeuw te zijn gelezen."" De kwalificatie
'onopgemerkt' mag hem dus strikt genomen niet worden toegekend. Dat 'verge
ten" zegt daarom meer over de historici en de wijze waarop zij de geschiedenis
hebben belicht, dan over De Mey zelf. Voor een eigentijds geschiedkundige is
21