zo'n constatering overigens zowel relativerend als uitnodigend. Niels is blijvend;
iedere tijd schrijft op eigen wijze de geschiedenis. Zo is De Mcy in het verleden
eenvoudig overgeslagen omdat hij niet paste in het toen beoogde geschiedbeeld.
Immers, de neiging om scherpe contouren te schetsen is de geschiedschrijving
niet vreemd. Een helder contrast maakt een geschiedbeeld aantrekkelijk en lange
tijd was het daarom gebruikelijk om vooral de 'helden van kunst en wetenschap'
te belichten. Maar of met een dergelijke heldenverering het geschiedbeeld ook
waarheidsgetrouwer is geworden, is maar de vraag. Niet het contrast, maar juist
de nuance tekent immers het leven? De winst van de hedendaagse geschied
schrijving is juist dat beelden die in het verleden als 'waar' zijn geschetst bij na
dere beschouwing vaak nuancering blijken te verdienen. Juist mensen die minder
in de schijnwerpers zijn gezet - soms wat meesmuilend aangeduid als "onderzoe
kers van tweede of derde garnituur' - zijn bij uitstek geschikt om er deze nuance
ring mee aan te brengen.105
Tot voor kort paste De Mey niet in het beeld, omdat hij als speculatief denker
over de natuur niet spoorde met originele en inventieve tijdgenoten als Christiaan
Huygens, Swammerdam of Leeuwenhoek. Met hun praktische inslag en vooral
ook door hun verrassende ontdekkingen hebben deze - onmiskenbaar succes
volle - natuuronderzoekers voor lange tijd het geschiedbeeld bepaald. De Mey
heeft geen originele ontdekkingen op zijn naam gesteld en kreeg daarmee ook
geen aandacht. Bovendien was hij in zijn denken in diverse opzichten te eigen
zinnig. Zijn natuuropvattingen waren noch klassiek, noch modem te noemen. Hij
was noch aristoteliaan, noch cartesiaan. De Mey lijkt weliswaar baconiaans beïn
vloed, maar ook daarin is hij niet consequent genoeg om een nadrukkelijk stem
pel opgedrukt te krijgen. Daartoe was zijn natuurbeeld weer te veel aan specula
tie, en daarmee aan twijfel, onderhevig. De Meys wil om waargenomen
fenomenen 'natuurlijk' te verklaren was gewoon groter dan de getoetste kennis
op dat moment toeliet. Bovendien was de natuurstudie voor De Mey geen doel,
maar middel. De Mey was immers in de eerste plaats theoloog. Dat uitgangspunt
kleurt al zijn handelen. In Leiden was hij ooit opgeleid om de bijbel in de grond
tekst te lezen, en die houding neemt De Mey ook aan jegens de natuur. Door
nauwgezette observatie en aangepaste redenatie probeert hij ook die natuur in de
'grondtekst' te lezen. Met dezelfde kritische zin waarmee hij als filoloog teksten
heeft leren doorgronden, benadert hij niet alleen de natuur, maar ook de diverse
visies op die natuur. Kortom, in alles is De Mey bewust meer exegeet en leraar
dan onderzoeker.
Toch zou het wel eens kunnen zijn dat mensen zoals De Mey representatiever
zijn voor de wetenschapsbenadering van de zeventiende-eeuwse Nederlandse in
tellectueel, dan de genoemde vaderlandse 'helden'. De Mey vult in elk geval het
beeld aan. Want anders dan een Swammerdam of een Leeuwenhoek, welke ge
leerden zich grotendeels tot observaties beperkten en zich nauwelijks tot natuur
filosofische speculatie lieten verleiden, probeert De Mey dat wél te doen. Dal
zijn pogingen in retrospectief wat vreemd of onbeholpen aandoen, doet niets af
aan de oprechtheid van zijn pogingen om een synthese te bereiken tussen de op
gedane natuurkennis, het gezond verstand en de bijbelse geschriften. Juist die
combinatie geeft De Mey een eigenheid die sommige bewierookte natuuronder
zoekers missen. De Mey overdenkt graag de dingen die hij leest en waarneemt.IOfi
Daarbij is hij rationeel zolang hij dat toelaatbaar acht ten aanzien van het gezag
van de bijbel. Onderlussen is hij kritisch ten aanzien van wat anderen schrijven
22