kens het bovenstaande ook met elkaar in contact stonden. Publicaties uit deze kring zijn weliswaar schaars, maar de drukpers werd doorgaans niet ais doel op zichzelf gezien.122 Ook De Meys oom. Beeckman, heeft tijdens zijn leven nauwe lijks iels gepubliceerd. Het was vooral via diens aantekeningen, gesprekken en briefwisseling dat Beeckman tijdens zijn leven invloed uitoefende op geleerden als Descartes, Mersenne en Gassendi. In dat verband is het opvallend dat De Mey, evenals Beeckman, een dergelijke reeks notitieboeken had aangelegd, on der meer gevuld met filosofische beschouwingen. Deze handgeschreven Adver saria 'in twee stukken, ieder in drie banden'zijn nu weliswaar spoorloos, maar in 1731 waren deze manuscripten in het bezit van mr. Omar van Visvliet, fiscaal der admiraliteit te Middelburg. Van hem heeft de Zeeuwse historieschrijver Pieter de la Rue deze aantekeningen nog geleend en geraadpleegd.125 Op zijn beurt heeft De la Rue ook weer een grote collectie Aantekeningen over zaaken en gevallen van verscheiden aardt nagelaten. Hoe fragmentarisch de berichten ook zijn, ge gevens als deze wijzen er toch op. dat er op het eiland Walcheren wel degelijk een min of meer in de tijd doorlopende studietraditie lijkt te hebben bestaan van geïnteresseerden in wetenschap, religie en literatuur, mensen, die elkaar ook wis ten te vinden en met vondsten wisten te verrassen. Het handschrift van De la Rue geeft daarvan fraaie voorbeelden. Zo vinden we er het relaas van de introductie te Middelburg van de toverlantaarndooreen zekere 'Rotarius' in het jaar 1668. Deze 'toverlantaarn' was een voorloper van de dia- of filmprojector en was in 1659 ontworpen door Christiaan Huygens. Naar verluidt moet De Mey van deze demonstratie nogal onder de indruk zijn geweest. Niet zozeer vanwege de de monstratie zelf, maar vooral omdat hij een parallel zag met de befaamde 'schrij vende hand' uit het bijbelboek Daniël. In dit beroemde bijbelverhaal verscheen een tekst op een van de paleismuren van de gevreesde koning Nebukadnezar. De Mey vroeg zich af of dit beeld wellicht tot stand was gebracht door een vroege voorloper van deze projector. Technisch was het apparaat immers vrij simpel en de gedachte dat zo'n apparaat eerder kon zijn uitgevonden, was De Mey kenne lijk niet vreemd. Aldus onttoverde de toverlantaarn voor hem een van de ver- maardste bijbelse wonderen.121 Hoewel er in het handschrift van De la Rue niets wordt gezegd over de man die deze toverlantaarn demonstreerde, valt deze 'Rotarius' met een grote mate van waarschijnlijkheid te identificeren als de Middelburgse koopman Johan Ra- dermacher ui.125 Het ging hier om een kleinzoon van de vermaarde 'Mercator Sa piens', Johan Radermacher de Oude, die de geleerdennaam 'Rotarius' al vóór 1600 had aangenomen.12" Een enkel gegeven als dit, namelijk de demonstratie van een recent ontwikkeld technisch instrument in combinatie met het hanteren van een al decennia in gebruik zijnde geleerdennaam127, suggereert dat de burger lijke geleerdencultuur welke in Middelburg in de eerste helft van de zeventiende eeuw onmiskenbaar aanwezig was, nog doorwerkte in De Meys tijd. Juist met een familie als Radermacher valt dat gegeven goed te illustreren. Dit Zeeuwse geslacht heeft goed koopmanschap altijd gepaard aan een degelijke wetenschap pelijke interesse. Tot ver in de achttiende eeuw was in deze familie een sterk be wustzijn aanwezig voor datgene wat op wetenschappelijk gebied door vooraf gaande generaties tot stand was gebracht.12s Het heeft er dus veel van weg dat de opmerkelijke Zeeuwse reeks van geïnte resseerden in 'natuurfilosofie', welke reeks rond 1600 een aanvang nam met mensen als Abraham Beeckman, Johan Radermacher, Philips van Lansbergen, 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 36