Jacob Cats en anderen (en binnen welke context omstreeks 1608 ook de uitvin
ding werd gedaan van een voor de ontwikkeling van de wetenschap nauwelijks
te onderschatten instrument als de verrekijker129), min of meer continu doorliep
tot in de negentiende eeuw.11" De relatieve onzichtbaarheid van deze Zeeuwse
'curiosi' wordt zelfs weerspiegeld door de naamgeving van de binnen deze kring
tot stand gekomen verrekijker. Van meet af aan wordt dit instrument aangeduid
als de 'Tubus Olandesi': kortom, voor buitenstaanders ging het hier om een Hol
landse - en dus nadrukkelijk niet om een Zeeuwse - 'buyse'
Dat de Zeeuwse belangstelling voor de natuurwetenschappen pas in de acht
tiende eeuw werd geïnstitutionaliseerd door de oprichting van wetenschappelijke
genootschappen (waaronder zelfs een heus Natuurkundig Genootschap der Da
mes), lijkt dus meer aan de tijdgeest te hebben gelegen, dan aan het ontbreken
van een dergelijke belangstelling in de daaraan voorafgaande periode. De
Zeeuwse 'konstgenotentraditie' die ik in een ander verband heb geschetst als de
voortzetting van een breed scala van natuurwetenschappelijke activiteiten van
een in 1734 door de arts Leonardus Stocke gesticht Genootschap voor Natuur- en
Bespiegelende Ontleedkunde, lijkt daarmee onderdeel te zijn van een oudere lo
kale traditie. Als 'vermaert Zeeuws leraer' verdient De Mey in die ontwikkeling
een rechtmatige plaats.111
27