Franeine en tot slot de in 1600 geboren Cateline. Van hen bleven Pieter en May ken le Calais achter, waar Mayken trouwde met een zekere Jan Melebrecht. De Waard, Journali. xi. 13. De familie Beeckman woonde aanvankelijk in een 'klijn huysken" op de Beestenmarkt (de hui dige Varkensmarkt). Omstreeks 1594 verhuisde de familie naar een huis in de Hoogstraat, destijds ge naamd 'De twee Hanen'. Vgl. Van Bcrkel, Isaac Beeckman. 13-noot. Vgl. ook: De Waard. Journal, i. x-xt. 14. De overige dochters De Cerf traden ook in Zeeland in het huwelijk. Florence de Cerf - die korte lijd in Vlissingen woonde - huwde David van der Meulen te Domburg en Francine de Cerf trouwde met Johannes F.verdeijs. Vgl. De Waard. Journal,I, x-xt. 15. De Waard. Journal, ll, 297 en iv. 35, 73. 16. Over hel contingent Zeeuwse leerlingen aan de Rotterdamse Latijnse school (waar Isaacs ou dere broer Jacob Beeckman het rectoraal bekleedde), zie: Van Berkel, Isaac Beeckman. 62-63. 17. Aldus De Waard. Journal, lil, 43 l-noot. IS. Van Berkel. Isaac Beeckman. 98-107. 19. Van Berkel. Isaac Beeckman. 64. Vgl. ook: H.J. Zuidervaart. Vb;? 'konsigenoien' en hemelse fenomenen. Nederlandse sterrenkunde in de achttiende eeuw. Rotterdam 1999, 46. 20. Geciteerd naar Van Berkel. Isaac Beeckman. 64. 21. Vgl. Th.J. Molhuysen, Bronnen lot de geschiedenis der Leidsche universiteit. Deel 2 11610-16471. 's-Gravenhagc 1916. 156: G. de Rieu (cd.). Album studiosorum academiae Lugdimo Batatae. mdlxxv-mdccclxxv. Den Haag 1875. 267: inschrijving 3 november 1634. 'Johannes de Mcy. Middclburgensis. 18. P". Dank zij deze overstap naar de Lcidse universiteit ontsnapte De Mey aan de ramp die later die maand de Zeeuwse leerlingen van de Dordtse Latijnse school van zijn oom Beeck man trof. Nadat omstreeks mei 1634 in Dordrecht de pest was uitgebroken, maakte deze ziekte in no vember 1634 ook op de school een slachtoffer. Teneinde meer slachtoffers te voorkomen, besloten de bestuurders van de school alle leerlingen toestemming te geven naar huis te vertrekken om zo de ziekte te ontlopen. Zeven Zeeuwse leerlingen scheepten zich daarop in op een beurtschip naar Veere. maar dit vaartuig werd bij Ooltgensplaat overvaren. Bij dit ongeluk kwamen zes van de zeven Zeeuwse leerlingen om, waaronder twee andere neefjes van Beeckman: "mijn suster Jannekens sali- ghcr kim' en 'mijn suster Susannekens saligher jonxte sone". Vgl. De Waard. Journal, m, 369 en iv. 229. Zie ook: Van Berkel. Isaac Beeckman137. 22. Thijssen-Schoute, Nederlands cartesianisme. 433. noot 6 [onder verwijzing naar gepubliceerde disputaties in: Senguerdius, Collegium Metaphysician (ed. pr. 1636)]. De Meys mederespondent was Florentius Schuyl. later hoogleraar geneeskunde te 's-Hertogenbosch. Zie voor hem: G.A. Linde boom. Florentius Schuyl 1619-1669en zijn betekenis voor het cartesianisme in de geneeskunde. Den Haag 1974. Noch Johannes de Mey, noch Florentius Schuyl slaan genoemd in het Album Stu diosorum van de Utrechtse academie. Hun optreden in Utrecht moet dan ook meer gezien worden in hel kader van hel 'inhuren" van deskundigheid van elders. De Utrechtse universiteit was immers dat zelfde jaar totstandgekomen en er zullen daarom in Utrecht nog nauwelijks studenten zijn geweest die tot het houden van een disputatie in staat waren. 23. E.P. Bos and H.A. Krop (edx). Franco Burgersdijk 1590-1635): Neo-Aristotelianism in Leiden. Amsterdam [etc.] 1993 (Studies in the History of Ideas in the Low Countries, nr. I): E.G. Ruestov. Plivsics at 17th and ISth-Centurv Leiden: Philosophy and the New Science in the Universitv. The Ha gue 1973. 24. A. Frank-van Weslrienen. De groote Tour. Tekening van de educatiereis der Nederlanders in de zeventiende eeuw. Amsterdam 1983. 25. De Mey, Heylige Natuur-bescliryving (1661). In: Wercken. l (ed. 1706). 415. Elders maakt De Mey melding van een zee-eenhoorn, die hij in augustus 1652 onder ogen kreeg bij de reder Lampsïns le Vlissingen. Vgl. De Mey, Hallelit-jah (1666). In: Wercken i (ed. 1706). 132. Een exemplaar van zo'n gedraaide 'hoorn' (afkomstig van een narwal) i.s nog aanwezig in de collectie van het Zeeuws Genootschap (Zeeuws Museum. Middelburg). 26. De Mey betoont zich overigens ten aanzien van het bestaan van de eenhoorn vrij kritisch, hl 1654. in de opdracht van zijn Uitleggingen, ondersoekingen etc. stelt hij dal de eenhoorn 'nergens door eenige bevindinge seekerlijk bekend' is, hoewel 'door hel menigvuldige reisen" inmiddels toch 'alle dingen bijna' waren ontdekt. 27. Vgl. E. Bergvelt [e.a.]. De wereld binnen handbereik. Nederlandse kunst- en rariteitenverzame lingen, 1585-1735. Twee delen. Amsterdam/Zwolle 1992. 28. De Mey noemt dit bezoek in: Euarchia ofte nadere bedenckingen en voorslagen over het oprechten van een wei-gestelde en geluckige republyck, en we/cke de beste forme zy van regeringe (1674). In: Wercken (ed. 1706) ll. 440. Vgl. Thijssen-Schoute, Nederlands cartesianisme. 581. De verzamelaar zelf - de Enkhuizense stadsarts Berent ten Broecke (1550-1633). doorgaans aangeduid onder zijn Latijnse naam Bernardus Paludanus - was toen al zes jaar dood. Zijn erven verkochten in 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 43