1651 het grootste deel van de collectie aan hertog Frederik m van Sleeswijk-Holstein. Restanten hier
van zijn nog steeds in Kopenhagen te zien. Vgl. K. van Berkel, Citaten uit het boek der natuur. Op
stellen over Nederlandse wetenschapsgeschiedenis. Amsterdam 1998. 87—91
29. De predikant die De Mey moest vervangen was een zekere Samuel Regius. In hoeverre deze
verwant was aan de Utrechtse hoogleraar Henricus Regius uil wiens geschriften De Mey later de car
tesiaanse fysica zou doceren, is ons niet bekend. Voor de predikanten in 'Nederlands' Brazilië, zie:
F.L. Schalkwijk, The Reformed Church in Dutch Brazil 1630-1654). Zoetermeer 1998. Voor de Bra
ziliaanse expedities van Johan Maurits van Nassau, gouverneur te Pernambuco van 1637 tot 1644, zie
E. van den Boogaart fed.J, Johan Maurits van Nassau-Siegen 1604-1679. A Humanist Prince in Eu
rope and Brazil. The Hague 1979.
30. Overigens schijnt De Mey vanuit hel Franse Saumur wel een verklaring over zijn 'rechtzinnig
heid' te hebben gezonden naar de voorzitter van de deputaten 'Ad res Indicas'. Kennelijk is er dus
wel 'iets' aan de hand geweest. In zijn Noodige en nader verklaring van 't geen »rv anno 1652 liehben
aengewesen van de dwalende consciëntie; en in wat zin de consciëntie eygentlijck genomen zijnde,
niet dwalen en kan? (1677) refereert De Mey aan dit - toen 35 jaar oude - conflict, waarbij hij door
de Middelburgse predikant D. Happert verdacht was gemaakt wegens 'Soeiaanse dwalingen' (Wer-
cken (ed. 1706) n. 70).
31. De la Rue. Geletterd Zeeland. 101.
32. De Mey haalt deze 'Grand Tour' geregeld in zijn werken aan. Zie bijvoorbeeld De Mey. Heylige
Natuer-beschryving (I655/I66I). In; Wercken (ed. 1706) i. 383-384 (Poitiers en Marseille). 414
(Londen): idem. Beschryvinge van den aerd en werckingen der consciëntie (1652). In: Wercken (ed.
1706) tl, 32 (Lyon); idem. Halehi-jah of Lof des Heeren (1666). In: Wercken (ed. 1706), 92 (Greno
ble); 117 (Grenoble); 118 (Stiermarken); 120 (De Loire).
33. Opmerkelijk genoeg was De Meys Leidse leermeesler in de filosofie, de hoogleraar Johannes
Bodechcr Benning (1606-1642). kort hiervoor, in 1639. ook naar West-lndië vertrokken. In Leiden
had Bodecher Benning vanaf 1629 zowel de ethica, als de natuurfilosofie gedoceerd. Vgl. Th. Ver
beek. Descartes and the Dutch. Early Reactions to Cartesian Philosophy 1637—1650. Carbondale
(U.SA) 1992,35.
34. Vgl. De Mey. Wercken I, 573 [Heylige Natuur-beschrijving]: Wercken n, 92, 130 \Halehi-jah of
Lof des Heeren
35. Met haar zou De Mey zeven kinderen krijgen, waarvan er vijfde ouders zouden overleven.
36. Hiermee wil niet gezegd zijn dal De Mey nooit meer gereisd heeft. Alleen ging hel voortaan om
kleinere reizen, bijvoorbeeld naar Mechelen. Rotterdam. Den Haag of Amsterdam, welke reizen
doorgaans in direct verband stonden met de uitoefening van zijn predikambt.
37. De Mey, Connnentaria pliysica, sive expositio aliquot locorum pentateuchi Mosaici. in quibus
agitur de rebus naturalibus quorum indicem sequenti tabula exhibuimus. Medioburgi. Jacobum Fie-
rens) 1651. Uitgever Fierens was destijds gevestigd recht tegenover De Meys woonhuis in de Gist-
straat (het huidige Damplein) te Middelburg.
38. Vgl. R. Vermij, De wetenschappelijke revolutie. Amsterdam 1999. 41
39. Vgl. onder meer K. van Berkel, 'Natuurfilosofie en natuurwetenschap aan de 17e-eeuw.se
Noord-Nederlandse universiteiten'. In: Spiegel Historiael. 14 (1979) 215-222; E. Jorink. Werenschap
en wereldbeeld in de gouden eeuw. Hilversum 1999: F. Egmond. E. Jorink en R. Vermij red.Kome
ten. monsters en muilezels. Het veranderende natuurbeeld in de zeventiende eeuw. Haarlem 1999.
40. Vgl. hierover onder meer Van Berkel. Isaac Beeckman. 294.
41. Slechts een kleine selectie uil Isaac Beeckmans Journaal is in 1644 postuum uitgegeven door
Beeckmans jongere broer Abraham. Gezien de grote zeldzaamheid van dit boekje zal de oplage - en
derhalve ook de verspreiding - van Beeckmans Mathematico-physicorum meditationem zeer beperkt
zi jn geweest.
42. De Mey, Heylige Natuur-beschryving (1655/1661In: Wercken 1706. i. 533.
43. Vgl. De Mey, Heylige Natuur-beschryving (1655/1661). In: Wercken 1706.1.437.
44. De Mey. Hexlige Natuur-beschryving 1655/1661In: Wercken 1706. i. 382. Overigens hechtte
ook Arnold Senguerdius (de hoogleraar onder wiens supervisie De Mey in 1636 te Utrecht dispu
teerde en die aan deze universiteit de natuurfilosofie onderwees), aan experiment en observatie. In
zijn aristotelische filosofie legde dus ook Senguerdius eigen, meer 'moderne' accenten. Vgl. Verbeek,
Descartes and the Dutch, 35.
45. De Mey. Sacra physiologia (1661). 440. Zie Heylige Natuur-beschryving (1680). In: Wercken
1706. i. 544. De Mey refereert hier aan Petro Borello. Obsen'ationem microscopicarum centuria.
Den Haag 1656.
46. De Mey. Halelu-jah (1666). In: Wercken 1706, n. 497-49S. De 'seer lange verrekyker" duidt op
het gebruik door De Mey van de eerst kort daarvoor in zwang gekomen astronomische verrekijker
met uitsluitend bolle lenzen. De in 1608 tc Middelburg ontwikkelde 'Hollandse verrekijker' (een
34