combinatie van een holle en een holle lens) werd beperkt zowel door een gering blikveld, als door
sferische en chromatische aberratie. Technisch was het pas na 1650 mogelijk om heldere lenzen te
produceren met een geringe kromtestraal, waarmee de genoemde effecten grotendeels werden onder
vangen. Dit resulteerde onontkoombaar in lange brandpuntsafstanden van zowel objectief, als oculair.
Aangezien de vergroting van een telescoop bepaald wordt door de verhouding van de gebruikte
brandpuntsafstanden, resulteerde dit in - welhaast onhanteerbaar - lange telescopen. Vgl. A. van Hel
den. 'The telescope in the seventeenth century'. Isis 65 (1974) 38-58 en 'Telescopes and Authority
from Galileo to Cassini". Osiris vol. 9 (1994) 8-29.
47. Overigens zijn zowel de maankaart als de zonnekaart in De Meys Hcilelu-jali (1666) rechtst
reeks gekopieerd uit Athanasio Kirchers. M mul us Subterraneusdat een jaar eerder (in 1665) was uit
gekomen. Afgezien van de titelpagina zijn deze beide kaarten de enige illustraties in De Meys Werc-
ken.
48. De Mey. Halelu-jali (1666). In; Weivken 1706. n. 102 (botsingsexperimenl); Heylige Naiuur-
Beschryving (1655/1661). In: We reken 1706. i, 493 (mengen onder meer van "besehuyt en bran-
dewyn"). Hoewel De Mey ook alchemistische en hermetische werken kende (hij verwijst bijvoor
beeld naar het oeuvre van Hermes Trimengestis [Wereken, i, 582) ziet het er niet naar uit dat hij zich
met dit soort praktijken heeft ingelaten. Van theologisch geïnspireerde natuuronderzoekers in het: con
temporaine Engeland (zoals Boyle en Newton) is bekend dat zij zich daarmee wel hebben bezigge
houden.
49. Vgl. Nagtglas. Levensberichten, tl, 158-163. Deze notitieboeken komen verderop uitvoeriger
ter sprake.
50. Vgl. R. Vermij. "Het copernicanisme in de Republiek, een verkenning'. Tijdschrift voor geschie
denis 106 (1993)349-367.
51. De Mey. Heylige Nutuur-beschryving (1655). In: Wercken (ed. 1706). II, 539. Voor Philippus
Lansbergen, zie onder meer R. Vermij. 'Waarom werd Philips Lansbergen copernicaan?'. Scientia-
rum Historici 24 (1998) 39-64.
52. De Mey. Halelu-jah (1666). In: Wercken (ed. 1706), 114.
53. De Mey. Het tweede Hallehi-jah (1667). In: Wercken (ed. 1706). li, 241-242.
54. De Mey, Euzooia (1673). In: Wercken (ed. 1706). li. 401-405.
55. G. Mare'chal red.Johannes Duijkerius. Het leven van Philopater Vervolg van hel leven van
Philopater. Een spinozislisclie sleutelroman uit 69I/I697. opnieuw uitgegeven en van een inleiding
en noten voorzien. Amsterdam 1991, 68.
56. G. Brandt in een nu verloren gegaan rouwdicht, geciteerd in Nagtglas, Levensberichten, n. 160.
57. Vgl. H. Boonen, 'De strijd legen W. Momma: een bladzijde uit de kerkgeschiedenis van Mid
delburg'. In: Kerkhistorisch archief tv (1866) 287-338. Over zijn afkeer van twisten rept De Mey in
zijn Wercken (ed. 1706). tl. 53 (1677) en 288 (1668).
58. Deze manier van redeneren, waarbij geponeerd werd dat nieuwere denkbeelden al besloten la
gen in het gedachtegoed van klassieke auteurs, werd destijds vaker toegepast, soms ook omdat men
die mening echt was toegedaan. Vgl. Van Berkel, Citaten. 35, 51-52 en Vermij. De wetenschappe
lijke revolutie. 67.
59. Vgl. K. van Berkel, 'Descartes in debat met Voetius. De mislukte introductie van het cartesia-
nisme aan de Utrechtse universiteit'. Tijdschrift voor de Geschiedenis der Geneeskunde. Natuurwe
tenschappen, Wiskunde en Techniek 7 (1984) 4—8; Th. Verbeek. De wereld van Descartes. Essays
over Descartes en zijn tijdgenoten. Amsterdam 1996.
60. Naar analogie van hel zonnestelsel stelde Descartes in zijn Principia Philosophici (1644) dat
rond de meeste sterren vermoedelijk planeten bewogen, die evenals de aarde door schepselen konden
zijn bevolkt.
61. De Mey, Euzooia (1673). In: Wercken (ed. 1706). li, 404. Met deze opvatting sloot De Mey aan
bi j vroegere humanisten, die ervan uitgingen dal er ooit een tijdperk had bestaan met perfecte kennis
van de wetenschap. Vgl. hierover Vermij. De wetenschappelijke revolutie67.
62. De la Rue, Geletterd Zeeland, 108-109. Vgl. Henricus Regius Henrv Leroyl, Funclanienta
Physices. Amsterdam 1656. later tweemaal herdrukt onder de titel Philosophict Naturalis. Vgl. A. de
Vrijer, Henricus Regius. Den Haag 1917. 148-157 en Th. Verbeek. 'Regius' Funclanienta Physices'.
Journal of the Histoiy of Ideas 55 1994) 533-551
63. H.M. Kesteloo. Stadsrekeningen van Middelburg vii-vm (1650-1700). In: Archief Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen 1901108-110.
64. Frijhoff, 'Zeelands universiteit". 12-13: Boonen. 'De strijd legen W. Momma*. 287-33S.
65. Vgl. De Mey. Bescltryvinge van den aerd en werekingen der consciëntie (1652). In: Wercken
(ed. I706).45—46: idem. Vervolgvan 't Natuer-tooneel 4672). In: Wercken (ed. 1706), 11.316.
66. De Mey, Heylige Natuur-beschiyving (1655/1661). In: Wercken (ed. 1706). i, 317.
67. W. van Bunge, 'Filosolie'. In: W. Frijhoff en M. Spies. Bevochten eendracht. Nederlandse cul-
35