bare) preek van de predikant Wolzogen (Vgl. Jorink. 'Van omineuze lol glorieuze hemeltekens' naar aanleiding van Iohannes Georgius Graevius, Oratio de Cornet is. contra vulgi opinionem Cometas esse malontni nuncios. Trajectum ad Rhenum, 1665 [UBU]. Herdrukt en in hel Nederlands vertaald in 1681 als Redevoeringh ofte oratio van de cometen. Vernietigende hel gemeene gevoelen dat deselve yets quaets aenkandigen. [Knuttel, Catalogus, 92081). Vgl. ook De Vrijer, Henricus Regius203-204 en Thijssen-Schoute, Nederlands cartesianisme, 445-446. 97. Voor een recent overzicht zie: A. Fix, Fallen Angels. Balthasar Bekken Spirit Belief and Con- fessionalism in the Seventeenth Century Dutch Republic. Dordrecht 1999. (Archives internationales d'his to ire des idees. 165). 98. De Mey. Vervolg van Eitzooia. (z.d. 11674]). In: Were ken (cd. 1706). n. 407—422. 99. M. Wielema, Ketters en Vedichters. De invloed van het spinozisme en wolfftanisme op de Ver lichting in gereformeerd Nederland. (Diss, vu Amsterdam) 1999, 81. 100. Een reden daarvoor zou kunnen zijn dat uitgever Meerlens in 1680. toen hij deze foliant sa menstelde. niet beschikte over een Nederlandstalige versie van deze tekst, die immers alleen in de Latijnse editie van Goederls Metamorphosis was verschenen. Dit in tegenstelling tol De Meys com mentaren op Goedaerts insectenboek, die wel in dc Nederlandstalige edities - en dus ook in De Meys verzameld werk - zijn opgenomen. Trouwens ook De Mey zelf verwijst slechts één enkele keer naar zijn kleine kometen tractaat (De Mey, Hallelu-jah (1666). In: We reken (1706), li, 165). 101Maréchal, Johannes Duijkerius68. 102. Hendrik Sineeks. Beschrijvinge van het magtig koningrijk Krinke Kesmes. Amsterdam 1708: herdrukt in 1721 en 1755. De Mey figureert daar als "een zeer geleerd predikant en medicus doctor lol Middelburg' die over de ziel der dieren had geschreven. In zijn aantekeningen bij Goedaerts Me tamorphosis Naturalis had De Mey namelijk gesteld dat hij van mening was dat ook de beesten "een seker soorte, trap, en gedaante van verstand mach toege-eygend worden'. Aangehaald in: Thijssen- Schoute. Nederlands cartesianisme, 579, 633. 103. In de heruitgave van De Meys Godgeleerde en natuurkundige wereken van 1742 is ook een lijst van intekenaren opgenomen, waaruit blijkt dal er 145 exemplaren bij voorintekening werden af genomen. Helaas staan in deze lijst geen plaatsnamen genoemd, zodat dc geografische verspreiding van deze intekenaren niet kan worden nagegaan. Alleen bij de predikanten en proponenten (ten min ste 31 in getal) slaan plaatsnamen vermeld. Van hen kwamen er slechts drie uit een grote stad: twee predikanten kwamen uil Amsterdam en één uil Dordrecht. De overige dominees waren te vinden in dorpjes, variërend van Aarlandcrveen lol Zijbecarspel. 104. Nog in de negentiende eeuw werden De Meys Godgeleerde en natuurkundige wereken met aandacht gelezen. De inscriptie: 'Begonne 6 februari 1853, uijt den 12 maart", geschreven voorin hel exemplaar uit de collectie van Museum Boerhaave te Leiden, legt daar getuigenis van af. 105. Zie bijvoorbeeld F. Egmond over het begrip 'moderniteit' inzake de natuurstudies van de Kat- wijkse visser Adriaen Coenen: F. Egmond. Een bekende Scheveninger. Adriaen Coenen en zijn Vis- boeck van 157<i. Den Haag 1997. 106. Zo zegt De Mey over zichzelf: 'Ieder mens heeft zijn vermaak, waarin hij sijn eigen vergenoe gen met een bijsonderc geneigdheid tragt te genieten. Ik beken geern onder die te wesen welke haar de meeste genoegen scheppen in een vrij stil en aandachtig aansien. ondersoek en bedenken over hel gemeene AL, dat ons versland en sinnen voorvald; over de gestalte, eygenschappen. deelen, werekin- gen en geheelcn staal der sichtbare wereld.' Niels is hem aangenamer, 'dan het overleggen en ernstig overwegen van der aart en gestalte des hemels en der sterren, sonder welkers aanmerkinge het naau- welijks de pijne weert: soude zijn ons sterfelijk lichaam met soo veel rnoeyte. sorge en ongemak na te slepen'. De Mey. Vervolg van 't Natuer-tooneel (1672). In: Werken (ed. 1706). ll. 291. 107. Hel begrip 'museum' dient hier te worden opgevat als de plaats waar een particuliere verzame ling was gehuisvest. Zie voor de destijds gebezigde terminologie Bergvell [e.a|. De wereld binnen handbereik. 23-24. De Mey spreekt zelf over 'kameren'. In zijn visionaire staat Euzooia dienden te worden gesticht 'ter bevordering van een grondiger kennisse van allerlij saken, groote kameren, in welke verzameld en bewaard worden alderley natuurelyke saken. welke in vreemde landen alleen ge vonden worden. Ten tweeden alderley outheden en dingen, welke tot kennisse en gedachtenisse van dc oude geschiedenissen en saken dienstig sijn. Ten derden, alderley seldsame, kunstige werken en vond|st|en der menschen. om de inwoonders tol navolginge te verwekken en om uyl te vinden byson- dere werken en kunstige toeslellingen, welke goede gebruyken konnen geven om de gcluksaligheid des menschelijken levens te bevorderen.' (De Mey, Vervolg van Euzooia. In: Wereken (ed. 1706), n, 440). 108. Eamon, Science and the Secrets of Nature. 290-291,310-311 109. Van Berkel, Citaten, 23. 110. B. Theunissen, Nut en nog eens nut. Wetenschapsbeelden van Nederlandse natuuronderzoe kers IR00-1900. Hilversum 2000. 188. 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 48