100 PRIJSVRAGEN brechtsen verslag over de beoordelingen zal uitbrengen (hs. 884). Antwoord onder motto a is het beste, moet wel eerst verbeterd worden en ingekort (inv.nr. 62, f. 128-131). Bekroning 1779: J. Harger te Rotterdam, goud, motto a (inv.nr. 62, p. 19); N.H. Charante te Rotterdam, zilver, motto d (inv.nr. 62, p. 40). Publicatie Verhandelingen ZGW1780, VII, p. 3-138, 139-203. Opmerkingen In Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken 1777, p. 1006 wordt nog toe gelicht wat precies de bedoeling van deze vraag is. De bekroonde stukken worden in Verhandelingen ZGW 1789, XII, p. 7 en 8 beredeneerd. De auteur van antwoord onder motto c blijkt A. Meertens uit Middelburg te zijn. Het stadsbestuur van Middelburg maakte zich in die tijd zorgen over de toenemende bedelarij. De oplossingen die de winnaars, met name Charante, aandroegen, waren mede aanleiding om in Middelburg een stadswerkhuis op te richten (W.W. Mijnhardt, 'Wetenschapsbevordering onder het Ancien Régime: het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1765-1794', Archief 985, p. 83). Zie ook: A. 's Gravezande, Vre degroet ter Inwijding van het Nieuw Gebouwde Armziekenhuis te Middelburg, Middelburg 1785. Jacob van Maas uit Utrecht schrijft in januari 1778 dat hij goed werk heeft voor de armen, maar al in augustus van dat jaar, zodat hij het jammer vindt dat de oplos singen van de prijsvraag pas januari 1779 binnen moeten zijn. Als er haast gemaakt wordt, kunnen de antwoorden met zijn plan gecombineerd worden (inv.nr. 61, f. 202). In 1780 publiceerde L. van de Spiegel een boekje over dit onderwerp: Over de armoede en bedelary, met betrekking tot de provincie Zeeland, en byzonder tot de stad Goes, en het eiland van Zuid-Beveland: met eene voorrede, Goes 1780/'s-Gravenhage 1805. Prijsvraag 11 Welke schepen, behoorende aan de Nederlandsche Oost Indische Compagnie, van 140,150 en 155 voeten lang, zoo met een openen, of gedekten kuil, anders genaamd drie-dekkers, zyn in allen deele de bekwaamste, nuttigste en voordeeligste voor haaren dienst, zoo tusschen Europa en India varende, als in de Indische zeeën zelve gebruikt wordende? Bij de beantwoording moet met 6 byzondere vragen rekening worden gehouden: 1: Welke Schepen tasten het minste diep by hun afloopen in het water, die van 150, of 155 voeten, gesteld dat de laatste dezelve malle blyven behouden als de eerste, in wydte, holte en tuigage? 2: Welke Schepen voldoen best als goede en gemakkelyk te regeeren schepen, die 't minst afdryven, en best oploeven, waar door het bekwaamst van een lager kan afgehouden worden, om dezelve voor klippen en stranden te beveiligen? 3: Welke zyn de bekwaamste zeeschepen, by zwaar stormwe der en hoogloopende stortzeeën? 4: Welke zyn de noodzaakelykste en nuttigste tot overbrenging van gezonde manschap, en waar mede konnen grooter getal veiligst naar de bezittingen der Compagnie getransporteerd worden? 5: Welke voldoen best by ondervinding, indien een groot getal van zieken zich aan boord bevinden, en op welke Schepen is de herstelling spoediger, en de ziekten minder doodlyk; als mede, op

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 102