Achtergronden: bedrijvigheid in een dommelende stad
8
F.M. WIBAUT
omstandigheden geacht werden economische ontwikkelingen te verklaren, nadat
overigens in de periode daarvóór juist mentaliteit en attitudes van ondernemers als
verklaringsfactoren opgeld hadden gedaan, komt er nu opnieuw meer oog voor de
persoonlijke drijfveren en eigenschappen van ondernemers. Hun sociale afkomst,
motivatie, pionierschap, houding ten opzichte van de arbeiders en optreden in de
samenleving worden geanalyseerd om hun gedrag als ondernemer te verklaren.2
Het is uitdrukkelijk niet mijn bedoeling een bedrijfseconomische analyse te maken
van de houthandel Alberts. Het gaat mij om een reconstructie en verklaring van de
wijze waarop Wibaut zich als ondernemer gedroeg. Ook Wibauts activiteiten in de
socialistische beweging blijven nagenoeg buiten beschouwing. Zij komen alleen aan
de orde als er een verband is met Wibauts opereren als ondernemer.
Uit de activiteiten van houthandelaar Wibaut heb ik twee aspecten gelicht, waaraan
ik uitvoerig aandacht zal besteden. Het zijn de twee polen waar zijn ondernemerschap
om draaide: de grootschalige handelsactiviteiten en de manier waarop de leiding van
het bedrijf met de arbeiders omging. Hoewel de handelspoot van het bedrijf zijn
meeste aandacht had, bemoeide Wibaut zich als directeur net zo goed met de hoogte
van de lonen, de totstandkoming van sociale voorzieningen en andere aspecten die
de mensen op de werkvloer betroffen.
Ten slotte koppel ik Wibauts ondernemersactiviteiten terug naar de houthandel om
bloot te leggen hoe het karakter van het bedrijf is gevormd en wat de positie van deze
onderneming was in de sociale en economische ontwikkeling in Middelburg. Was
houthandel Alberts een modern bedrijf of stoelde het op traditionele opvattingen?
In hoeverre was Wibauts optreden van invloed op de aard van het bedrijf? Welke
gevolgen had het voor de houthandel om een socialist als directeur en vennoot te
hebben? En hoe moeten we het opereren van de houthandel Alberts zien tegen de
achtergrond van de bedrijvigheid in Middelburg aan het eind van de negentiende
en het begin van de twintigste eeuw?
Het negentiende-eeuwse Middelburg roept bij velen het beeld op van een domme
lend dan wel geheel ingeslapen provinciestadje. De gegoede burgers knikkebolden
in hun leunstoelen, de schare paupers berustte in zijn situatie. De teloorgang van
de overzeese handel, de afgelegen ligging en het ontbreken van noemenswaardige
industrie hadden de stad in diep verval gestort. Pas aan het eind van de negentiende
eeuw zou Middelburg enigermate opkrabbelen. De gevolgen van deze economische
stagnatie dan wel achteruitgang waren toenemende werkloosheid en verpaupering. De
armoede in Middelburg was niet uniek voor deze stad. In geheel Nederland namen
in de grote steden armoede en criminaliteit toe. Voor degenen die in fabrieken aan de
slag konden, wachtten lage lonen en lange werktijden. Net als voor de paupers die op
de armenzorg waren aangewezen, restten voor hen slechte leef- en woonomstandig
heden, een miserabele gezondheid en te weinig onderwijs voor kinderen, resulterend
in een hoge graad van analfabetisme. Het bewustzijn dat aan deze situatie iets moest
worden gedaan, ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw vooral in een
kleine intellectuele elitegroep. Uit gevoelens van menselijkheid en rechtvaardigheid
verhief deze groep de stem tegen de ellende in de maatschappij. In eerste instantie