10 F.M. WIBAUT Wibaut en zijn vrouw M. Wibaut-Berdenis van Berlekom, mej. A. Ogterop en later ook de jurist G.W. Sannes. De aanwezigheid van deze hoger opgeleide mensen zal het intellectuele peil van de afdeling ten goede zijn gekomen en daarmee ook de mogelijkheid van de afdeling om zich op lokaal niveau in de gemeentepolitiek te manifesteren.6 In het klimaat van economische stagnatie en daarmee gepaard gaande sociale problemen waren in Middelburg toch bedrijven te vinden die expandeerden en op bloeiden. Zo schudde in het ingeslapen negentiende-eeuwse Middelburg houthandel Alberts eens stevig de kussens op. Vooral in de jaren tachtig van de negentiende eeuw maakte deze onderneming een krachtige ontwikkeling door, waarvoor de aanzet in de jaren zeventig was gegeven. De Middelburgse houtzagerijen ontstonden geens zins uit het niets. In de omgeving van de stad, bij Nieuwland, werd deze tak van bedrijvigheid al enkele eeuwen beoefend. Er stonden vijf zaagmolens, die eigendom waren van de Nieuwe Sociëteit der Zaagmolens te Middelburg. In 1860 werden de met windkracht aangedreven molens tesamen met het bijbehorende land en de bijbehorende loodsen en woningen door de firma Den Bouwmeester, Borsius en Van der Leijé aangekocht en vervolgens binnen twintig jaar allemaal afgebroken. Daarvoor in de plaats had de firma een nieuwe molen, De Snelheid, laten bouwen. Deze zaagmolen werd met stoomkracht aangedreven en in 1874 in werking gesteld. De omschakeling op stoomkracht bracht echter geen langdurig succes. In de jaren tachtig gingen de zaken steeds slechter. Mogelijk speelde daarbij een rol dat het gezaagde hout vanuit de Zaagmolenpolder bij Nieuwland helemaal naar de hout- koperij De Volharding aan de Blauwedijk moest worden getransporteerd. Dat was een kostbare affaire. Ook de toenemende concurrentie uit het buitenland speelde een rol. Met ingang van 1902 legde de firma de molen stil en een jaar later werd hij verkocht en gesloopt.7 Meer succes hadden de twee andere ondernemingen in Middelburg. In feite vormden de houtzagerijen op dat moment de belangrijkste industrietak in de stad. De firma De Broekert Co. aan de Schoorsteenvegerssingel bezat twee zagerijen, de Zeeland en de Nijverheid, die allebei met stoomkracht werden aangedreven. De Nijverheid deed slechts tussen 1874 en 1880 dienst. Middenjaren zeventig werkten in de beide molens van De Broekert zo'n dertig man.8 De houtzagerijen van Den Bouwmeester, Borsius en Van der Leijé en van De Broekert werden in omvang ruimschoots gepasseerd door de houthandel van G. Alberts. Deze houthandel, waarbij Wibaut in 1876 betrokken raakte, was vijf jaar eerder als eenmanszaak opgericht door Gerardus Alberts Lambertszoon te Veere. Vanaf het begin was ook Cornelis Mattheus Ghijsen bij de nieuwe onderneming betrok ken. Alberts en Ghijsen kenden elkaar al langer. Ghijsen had in de jaren zestig in de spoorwegbouw gewerkt voor de aannemingsfirma Blanchemanche, Hopp et Alberts te Breda. Zijn directe chef daar was Theodoor Alberts. De jongere broer van Theodoor, Gerardus Alberts, was in Zeeland betrokken bij de aanleg van de spoorlijn tussen Rilland en Goes. Na voltooiing daarvan in 1868 volgde een nieuw project: de bouw van de sluizen te Veere voor het Kanaal door Walcheren. Ghijsen werd er in 1868 opzichter, Gerardus Alberts was zijn baas.9 Het tweetal opereerde vanaf 1871 in de door Alberts opgerichte houthandel, die in 1873 van Veere naar Middelburg verhuisde. Het bedrijf werd gevestigd aan de Houttuinen. De naam van deze straat, nu Achter de Houttuinen geheten, is in het

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 12