PRIJSVRAGEN 133 Opmerkingen In 1775 (inv.nr. 4, p. 266-267) heeft F. van Lelyveld een publicatie geschonken: Over het storten van olie, traan en teer in zeegevaren. Leiden 1775 (zie Cat. ZGW1864, p. 331 en Cat. ZGW1883, p. 508). Prijsvraag 56 Hoedanig is de aardrykskundige gesteldheid van ZEELAND (voornamelijk ook met betrekking tot de rivieren en stroomen) geweest, van de oudste tyden dat hetzelve bekend is geraakt, tot aan het begin der Graaflyke regering? Welke veranderingen zyn in dezelven voorgevallen, sedert dat laatste tydperk, tot aan het einde der veertiende eeu? Is naderhand die gesteldheid dezelfde gebleven; of heeft zy ook merkelyke veranderingen ondergaan? Zoo ja welken waren dezen? Het zal het Genootschap aangenaam zyn, indien de Schryvers hunne antwoorden, met een of meer Figurative Kaarten gelieven op te helderen. Indiener J.J. Brasser (inv.nr. 5, p. 293; zie prijsvraag 32). Jaar 1799; herh. t/m 1821; in 1823 geen programma verschenen; in 1824 wordt de vraag niet meer genoemd. Opmerkingen In 1803 beloofde J. Verheye van Citters deze prijsvraag te zullen beantwoorden (inv.nr. 7, p. 307); dit blijkt niet gebeurd te zijn (I.H. Vogel-Wessels Boer, 'Jacob Verheye van Citters (1753-1823): magistraat, oudheidkundige en verzamelaar', Archief 994, p. 129). Hs. 1725 (6-12-1799) bevat een brief van Verheye van Citters aan N.C. Lambrechtsen over een eventuele oplossing van deze vraag: Volgens hem is dat niet anoniem te doen waardoor de jury bevooroordeeld zou zijn. Hs. 1721 en 1722 bevatten gegevens over kaarten en correcties door Verheye van Citters. Prijsvraag 57 Vermits de nuttigheid van Assche en Straatvuilnis, tot bemesting der Landen, byzonder der Weilanden, genoegsaam erkend is, en nogthans daarvan binnen het voormalig Gewest Zeeland, byzonder in het Eiland Walcheren, weinig of geen ge bruik gemaakt word, zoo word gevraagd: Welke daarvan de redenen zyn, en welke middelen zouden kunnen worden aangewend, om de zwarigheden, die in den weg mogten staan, op te heffen, en byzonder de Landlieden tot het gebruik der Assche en Straatmest aan te moedigen. Indiener Niet achterhaald. Jaar 1799; ingetrokken 1801. Antwoorden Geen. Prijsvraag 58 Daar de uitloozing van het Landwater, uit het Eiland van WALCHEREN dagelyks meer en meer belemmerd en verhinderd word: vraagt men: wat of welken daar van de oorzaken zyn? Of de vier Sluizen, welken thans gezamenlyk alleen moeten dienen, om het overtollige Landwater des Eilands te verzetten, in staat gesteld kunnen worden,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 135