P.M. WIBAUT
11
Afbeelding 2. Houthandel Alberts aan de Houttuinen te Middelburg, circa 1880. Links de
zagerij, rechts het kantoor. Foto Zeeuws Documentatiecentrum.
hedendaagse Middelburg nog altijd een echo van de bestemming die de terreinen
daar vroeger hadden. In de tijd rond de verhuizing naar Middelburg werd voor de
houthandel bij notariële akte een vennootschap onder firma opgericht, waarin vier
firmanten deelnamen: Gerardus Alberts, Adriaan Pieters, houtkoper te Heinkenszand,
Gerardus Johannes Herfkens, aannemer en woonachtig in het Gelderse Millingen, en
Carolus Mattheus Ghijsen, die als aannemer te boek stond en op dat moment nog in
Veere woonde. Alle deelnemers in de vennootschap waren hoofdelijk aansprakelijk
voor eventuele schulden. Alberts en Pieters waren de grootste firmanten, ieder met
drieachtste deel. Herfkens en Ghijsen namen elk eenachtste deel voor hun rekening.
In hetzelfde jaar nog moesten de vennoten kapitaal inbrengen om de verliezen over
de jaren 1872 en 1873 te dekken.10 De financiële opbrengsten van de houthandel
waren in de jaren zeventig mager, maar dat zou in de jaren tachtig veranderen.
De firma combineerde twee schakels in het bedrijf. Zij had tot doel het handel
drijven in alle soorten gezaagde en ongezaagde houtwaren en het zagen van hout.
Dat laatste gebeurde in de zagerij Walcheren aan de Houttuinen. De machines wer
den aangedreven door stoomkracht. Daartoe stond een stoommachine van 30 pk
opgesteld, die gevoed werd door twee stoomketels. Een van de ketels was speciaal
ingericht voor het stoken van zaagsel, zodat het afval uit de zagerij gebruikt kon
worden. In de zagerij stonden twee zaagramen en een circuleerzaag. Twee jaar later
werd de zagerij uitgebreid met machines voor het zagen van klein houtwerk, zoals
duigen en latten. Verder kwam er een kuiperij bij, waar men oestervaten, boterkuipjes
en scheepsvaten vervaardigde. Enkele jaren daarna werden schaafmachines geplaatst,
die vooral bij het kuiperswerk dienst deden.11