PRIJSVRAGEN 139 Motto's Prijsvraag 66 Daar de Pythagorische Wysgeer, Apollonius van Tyana, door sommige Heidensche en andere Schryvers, in gelyken rang met onzen gezegenden Zaligmaker jezus Christus, geplaatst is: vraagt het Genootschap: in de eerste plaats, wat men, naar waarheid of waarschynlykheid, van dien zonderlinge Man denken moet? en vervolgens: of ook, en in hoeverre, eene vergelyking der berichten, ons door Philostratus en anderen, wegens Apollonius en door de Evangelisten nopens Jezus Christus nagelaten, met en gevoegd by eene vergelyking van de uiterlyke omstandigheden dier Schryvers, een bewys kan opleveren voor de echtheid der Evangelische Schriften? Indiener D.J. van Lennep (inv.nr. 98, nr. 47). Jaar 1804. Antwoorden 1806: 4 (inv.nr. 80, programma 1806). a: Amphora caepit Institui, currente rota cum urceus exit (inv.nr. 56, p. 77). b: Nihil hodie dicitur quod non jam dictum sit prius (inv.nr. 56, P- 77). c: La folie de Dieu est plus sage que les hommes (inv.nr. 56, p. 77). d: La raison nous est commune, et nous avons le même interêt a l'écouter (inv.nr. 56, p. 77). Niet achterhaald. 1807: J.A. Lotze te Franeker en H.W. Tydeman te Franeker, goud, motto d (inv.nr. 80, programma 1806); G.S. de Chaufepié te Delft, zilver, motto c (inv.nr. 80, programma 1807). Nieuwe VerhandelingenZGW\8\8, II, 2e stuk p. 69-157 (Lotze en Tydeman), 3e stuk p. 163-217 (Chaufepié). Na de bekroning met de gouden medaille hebben de auteurs hun werk nog aangevuld en verbeterd voor het gedrukt werd (inv.nr. 80, programma 1806 en 1807). Jury Bekroning Publicatie Opmerkingen Prijsvraag 67 Daar de bloedige oneenigheden, bekend onder den naam van Hoeksch en Kabel- jaauwsch, zulk een aanmerkelyk gedeelte onzer vroegere Landsgeschiedenis beslaan; en men, omtrent eenige byzonderheden dezelve betreffende, verscheidenlyk gedagt heeft: wenschte men nader en voldoende bewezen te zien, uit welke eerste beginselen beide die partyschappen zyn ontstaan? Of die beginselen geenen vroegeren oorsprong hebben, dan de Landverdervende geschillen tusschen Margaretha van Henegouwen en haren Zoon Willem den Vyfden? Wat aanleiding tot de benaming van Hoeksch en Kabeljaauwsch gegeven hebbe? Of de ware afleiding dier bewoordingen uitge maakt zy? En welk het Hoofd-oogmerk dezer Partyen geweest zy, sedert derzelver oorsprong tot het uiteinde toe. Indiener H. van Wijn (inv.nr. 98, nr. 26). Jaar 1804. Antwoorden 1806: 1 (inv.nr. 80, programma 1806). Motto Een bedenckelyck dingh voor vrye volkeren, van niet licht haere onderlinge afgunstigheeden soo verre plaetse te geeven, van in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 141