PRIJSVRAGEN
141
Prijsvraag 69
Eene beknopte Letterkundige Geschiedenis der Natuurkunde in ons Vaderland. Het
Genootschap begrypt onder de Natuurkunde geenzins de Natuurlyke Historie, maar
verstaat door dezelve alleenlyk de eigenlyk gezegde Natuurkunde, afgescheiden van
de Wiskunde, en zoo ver zy onder de laatste niet gerekend kan worden te behooren,
gelyk uit vergelyking der vorige Vraag, nopens de Letterkundige Geschiedenis der
Wiskunde, duidelyk blykt.
Indiener Waarschijnlijk J. Meerman (zie inv.nr. 98, nr. 32).
Jaar 1805; herh. t/m 1809; ingetrokken 1811.
Antwoorden Geen (inv.nr. 80, programma 1811).
Opmerkingen Zie de opmerkingen bij prijsvraag 65.
Prijsvraag 70
Daar de Scharlaken-Koorts of het Roodvonk (Febris Scarlatina feu Rubeolae) volgens
Sydenham naauwlyks den naam eener ziekte verdient; en ook door boerhave en
andere voorname Geneesheeren voor eene ziekte van zeer weinig belang gehouden
is: welk is de reden dat deze thans hier en elders somwylen niet zoo zacht, ja zelfs,
niet zelden zoo kwaadaartig heerschende is, dat er zeer velen door omkomen; of aan
de gevolgen van Waterzucht of verharde Oorklieren langdurig kwynende blyven?
Hangt dit alleen af van een tusschenkomst of vermenging (Complicatie) met eene
byzondere Epidemische gesteldheid, of met eenige andere ziekte? Is het niet veel eer
te denken, dat deze ziekte niet dezelfde, maar van een boozeren aard zy, en dus een
anderen naam verdiene? Zal men ze dan met Tissor, die ze in hare verschynselen
en gevolgen vry nauwkeurig beschryft, Keel-ontsteking.noemen? Doch noemt
men dan niet maar alleen het toeval (Symptoma), waar mede zy gewoonlyk aanvalt
en vergezeld gaat, en niet de ziekte zelve? Zal men haar dan liever met SCHULT eene
kwaadaartige Purperkoorts (febris purpurea maligna) noemen? of welke benaming
zal men haar liefst geven? - Door welke kenmerken en verschynzelen wordt zy dui
delyk onderscheiden van andere Koortsen met uitslag? Hoedanig eene geneeswyze
behoort men tegen haar in het werk te stellen? En welke is de beste wyze om hare
schromelyke gevolgen voor te komen, en, zoo zy daar zyn, te herstellen?
Indiener S.A. de Moraaz (inv.nr. 98, nr. 53).
Jaar 1805; herh. t/m 1807.
Antwoorden 1807: 1 (inv.nr. 56, p. 79).
1810: 2 (inv.nr. 56, p. 83 en 84).
Motto's 1807: a: Experientia rerum magistra (inv.nr. 56, p. 79).
1811: b: Perspiciendo quid in quaque re verum sincerumque sit...
(inv.nr. 80, programma 1811).
c: Ajts usu et studio crescit (inv.nr. 80, programma 1811).
Vindplaats Hs. 6174 (motto b).
Jury J.P. Ermerins, B. Dobbelaar de Wind, C. van der Palm, A. van
Stipriaan Luiscius, S.A. de Moraaz en J. de Kanter (inv.nr. 64, stuk
4).
Juryrapporten Inv.nr. 64, stuk 4.
Bekroning 1811: zilveren medaille voor onbekend gebleven indiener (motto
c).