PRIJSVRAGEN
145
de Rivieren, Stroomen en Zeekusten, sedert laatstgemelde Tijdperk ondergaan, tot
den tegenwoordigen tijd?
Indiener N.C. Lambrechtsen (inv.nr. 98, nr. 82).
Jaar 1807; herh. t/m 1821; de laatste datum voor inzending is dan 1
april 1823; daarna niet meer genoemd.
Antwoorden Geen.
Prijsvraag 75
Daar de Zelf-ontvlamming van den Phosphorus in het luchtledige, ofschoon
door Proeven stellig bewezen, echter van omstandigheden schijnt af te hangen,
die nog niet genoeg bekend zijn, vraagt de Maatschappij; welke zijn de vereischte
omstandigheden, onder welke de Zelf-ontvlamming des Phosphorus in 't gemelde
ijdel, plaats heeft? waarin is dezelve onderscheiden van de branding der Metalen?
in hetzelfde ijdel, door middel der Electrieke vloeistof? en welke zijn de oorzaken
dier beide verschijnselen?
Indiener A. van Bemmelen (inv.nr. 98, nr. 83).
Jaar 1807; herh. t/m 1811.
Antwoorden 1811: 1 (inv.nr. 56, p. 83).
1814: 2 (inv.nr. 56, p. 87 en 88).
Motto's 1811: a: Simplex veri Sigillum (inv.nr. 80, programma 1811).
1814: b: Simplex veri Sigillum (inv.nr. 80, programma 1814).
c: Ecce Levis summo (inv.nr. 80, programma 1814). Mogelijk
geïnspireerd op Vergilius, Aeneis, I vers 147.
Jury Niet achterhaald.
Bekroning 1814: B. Koning te Akersloot goud, motto b (inv.nr. 80, programma
1814).
Publicatie Nieuwe Verhandelingen ZGW1827, IV, 2e stuk p. 1-303.
Opmerkingen Het antwoord uit 1811 onder motto a werd afgekeurd, waarschijn
lijk was het van dezelfde auteur als het bekroonde antwoord uit
1814 onder motto b. Koning stuurt in 1824 verbeterde drukproe
ven en aanvullingen (inv.nr. 64, f. 91 en 91a).
Prijsvraag 76
Hebben de Bliksem Afleiders overal, waar dezelve sedert een aantal Jaren zijn opgerigt
geweest, de verwachte uitwerking gehad, zoo dat zij niet slechts de Gebouwen, waar
op zij stonden of nog staan; maar ook de in de nabijheid gelegene, voor de schade
lijke uitwerkselen van het Bliksem-vuur hebben beveiligd? Of zijn er wel bewezene
gevallen voor handen, waar uit ontegenzeggelijk blijkt, dat zoo wel Gebouwen met
Afleiders voorzien, als andere binnen derzelver vooronderstelden werking gelegene
Voorwerpen zijn getroffen geworden, 't zij dan dat de Bliksem tevens, al dan niet,
op de .Afleiders zelve viel? Zoo ja; is dan, bij naauwkeurig onderzoek, ook gebleken,
dat men die onheilen eeniglijk had toe te schrijven, aan de gebrekkige inrigting of
plaatsing der Afleiders? Of zoo men deze Vraag ontkennend moest beantwoorden,
waar aan heeft men dan het treffen van gezegde Gebouwen, of andere voorwerpen
door het Bliksem-vuur, toe te schrijven? Is het aan plaatselijke omstandigheden? of