156
PRIJSVRAGEN
Prijsvraag 94
Daar er van de oude Veemgerigten nog weinig bekend is ten aanzien van ons Vader
land; zoo vraagt het Genootschap: Een, op goede gronden gevestigd, narigt betrek
kelijk derzelver bestaan en wijze van handelen in de Nederlandsche gewesten, en
wanneer zij hebben opgehouden in dezelve hunnen invloed uit te oefenen.
Indiener D. van Dusseldorp de Superville (inv.nr. 98, nr. 222).
Jaar 1828; ingetrokken 1834.
Antwoorden Geen.
Prijsvraag 95
Daar het schijnt dat Zeeland en in het bijzonder het eiland Walcheren, evenals het
Deensche Seeland, de hoofdzetel der Heidensche eerdienst voor de aangrenzende
Volksstammen is geweest; (Zie Mone, Gesch. des Heidenthums im Nordlichen
Europa, T.I. p. 265; II. p. 69, 346, 347) verlangt het Genootschap, dat naauwkeurig
onderzocht worde, welke de reden is, dat deze beide gelijknamige Gewesten in deze
hoofdbijzonderheid zoo zonderling overeenstemmen? en dat men verder alles, wat
oude Gedenkstukken, Volksoverleveringen, Berigten der oude Schrijvers, Plaatselijke
benamingen enz. kunnen bijdragen tot de kennis van de Godsdienstleer der aloude
Zeelanders, en hare vergelijking met die van het Deensche Seeland, naauwkeurig
bijeen verzameld, aan de gevoelens der latere Geleerden toetse, en daar over een
nieuw licht trachte te verspreiden.
Indiener H.A. Hamaker (inv.nr. 98, nr. 233; inv.nr. 9, p. 54).
Jaar 1834; herh. t/m 1837.
Antwoorden 1838: 1 (inv.nr. 9, p. 363).
'HA7a^av xf|v Sógxv tot) atpOapxou ©sob év ópotcopaxt étKÓvoq
tpOapzob dvGpawtouKal 7tsx£tvd)v Kat X£xpa7tó8a>v Kat épTtsxcóv
(inv.nr. 9, p. 363). 1 Rom. 23 en 24.
S. de Wind, C.A. Rethaan Macaré, J. Clarisse, L.J.F. Janssen en A.
Moolenaar (inv.nr. 9, p. 367).
Inv.nr. 65, f. 85 a-h.
1842 J. ab Utrecht Dresselhuis te Wolfaartsdijk, goud (inv.nr. 10,
p. 50-51,70-71).
Nieuwe Werken ZGW1845, II, le stuk onder de titel: 'De gods
dienstleer der aloude Zeelanders uit oude gedenkstukken, volks
overleveringen en berigten opgemaakt, met 19 platen'.
A. Moolenaar is in de plaats gekomen van J.J. Deinse, die in de
jury was benoemd maar bedankte. Er is een rapport aanwezig van
H. Royaards uit Utrecht, die Clarisse vervangt (inv.nr. 10, p. 50).
L.J.F. Janssen schrijft 5-12-1843 aan S. de Wind dat hij zowel de
prijsvraag als het antwoord een mislukking vindt en hij uit veel
kritiek op Dresselhuis (hs. 574)19-2-1844 schrijft S. de Wind aan
Dresselhuis dat hij Janssen heeft geantwoord. De heren De Jonge,
Ermerins en hijzelf hebben besloten dat het werk van Dresselhuis
het belangrijkste is en de platen met bijgevoegde onderschriften
van Janssen het 'accessoir'. De Wind wil weten hoe Dresselhuis de
verhandeling uitgegeven wil hebben: afzonderlijk of met platen
Motto's
Jury
Juryrapporten
Bekroning
Publicatie
Opmerkingen