1790 PRIJSVRAGEN 183 Conceptprijsvraag 71 Wat is het geschikste middel om een zieken voor doorliggen te bevrijden; en door geleegen of geexcorieerde plaatzen het best te succurreren. Indiener Onbekend (inv.nr. 6, p. 112). Conceptprijsvraag 72 Daar het gebruik van koolteer voor schepen en aen de palen der zeehoofden aenge- preezen en reeds door eenige proeven gestaefd is als een voortreffelijk behoedmiddel tegen den zeeworm; zo word gevraagd: A- een nauwkeurig bericht van derzelver uitvinding en bereiding en van de wijze op welke ze het best gebruikt word. B- eene opgave, waerin haer vermogen tot het afweeren van den worm eigenlijk besta en waerin ze van den gewonen teer voornamelijk onderscheiden is, benevens eene bereekening der kosten, in vergelijking van de laetsgem. met bijvoeging, of de koolteer ook eenig nadeel in andere opsichten aen het hout der scheepen of palen kan toebrengen. C- het opgeeven van de best mogelijke en met goede bewijzen gestaafde nieuwe proeven, in hoeverre deeze koolteer is bevonden, voor allerlije scheepen, die kusten bevaren, waer dezelve voor het door knagenden wormen blootstaan tot dusverre de begeerde inwerking te doen waerbij men niet moet verzuimen aen te toonen, in hoeverre de koolteer is gebleeken bestand te zijn tegen lange tochten, den aenval van het zeewater, en het langdurig liggen der scheepen op eenige rheede in rivieren of in havens, als ook tegen andere oorzaken die de kracht en deugdzaamheid van dezelve zouden kun nen verijdelen. D- met eene zo veel mogelijke zekerheid, zo uit den aert der koolteer zelve, als uit reeds genoomene proeven, de nuttigheid derzelven voor de palen der zeehoofden te betoogen met aanwijzing, of met het bij vloed en ebbe gedurig op en afloopen van het water de koolteer voor het paelwerk nutteloos make. Indiener H. van Royen (inv.nr. 6, p. 152). Conceptprijsvraag 73 Daer onderscheidene mogendheden van Europa bedacht zijn om de slavenhandel op hunne colonien in de W.Indien als onbestaend met de menschelijkheid te ver- oordeelen en geheel op te heffen, word gevraagd, welk eenen invloed zal die ophef fing zo dezelver andere mogendheden in hunne volksplantingen geschied op den slavenvaert der Nederlanderen in hunne colonien hebben? Is onze slavenhandel van die der andere natiën onderscheiden en mindere redenen bij ons, dan bij hen, om deezen handel te vernietigen; of komt onze slavenhandel in een opzicht zo tot de vervoering der negers van de Africaensche kusten naer de colonien, als in de behande ling, die de slaven in de colonien overgebragt, aldaer ondergaan nagenoeg overeen? Indien dit laetste plaets heeft, zullen de Nederlanderen zich dan niet genoodzaakt zien, het voorbeeld der Engelschen en Franschen, zo dezen den slavenhandel dade lijk afschaffen vroeg of laet te volgen? Welk eene uitwerking zoude die afschaffing van onze zijde voor onze colonien hebben? En eindelijk welke middelen zouden er kunnen in het werk gesteld worden, om de gevolgen, zo die nadelig mogten zijn (welke nadeelen in de antwoorden uitvoerig zal moeten betoogd worden) op de best mogelijke wijze voor te koomen?

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 185